Wolven-bestrijding in Groningen en Drenthe

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Otto Knottnerus reageerde vandaag op het stukje over de wolventoponiemen in Groningerland met onder meer een citaat uit 1595 van de predikant van Bunde:

“…dede de Wulff grothen Schaden up dat Letsland manck de Schapen, darna ock binnen Dyckes um Wymehr vnde tho Boen, ock vp Westfalen hen und her.”

Het ging om de streek onmiddellijk over de grens met het Oldambt. Waarschijnlijk had deze regio in 1595 dus eveneens last van wolven.

Otto begon ook over wolvenjachten, en het grappige was dat ik op dat moment nèt een Drentse Volksalmanak bij de UB had geleend met een artikel over dit historische verschijnsel. Hoewel er nog meer Drentse literatuur schijnt te zijn, heb ik vanavond meteen maar even doorgepakt en me naar de Groninger Archieven begeven, waar ik al vlug wat gegevens bij elkaar kon harken over de bestrijding van wolven in Groningerland.

Provinciale Groninger placcaten uit 1595, 1597, 1598 en 1607 noemen de wolf een probleem in het zuidelijke Westerkwartier: Langewold en Vredewold en de streek ten zuiden van het Reitdiep, met name de omgeving Leek. Volgens Gedeputeerden Staten klaagden de bewoners van deze contreien over “merckelicke grote schaeden” aan hun levende have door de wolf, “die soe het schijnt sich op veele plaetsen heefft laeten sien”. Daarom kwam er die jaren in deze omgeving een algemene, soms meerdaagse wolvenjacht, waarbij de ingezetenen zich “mit guet geweer”, dat wil zeggen “roeren, roerjagers, vorcken” en dergelijke moesten voorzien, om de “schaedelicke creaturen” zoveel mogelijk uit te roeien. Gedeputeerde Staten stelden daarbij de Grietmannen als leiders over de drijfjachten aan. Hun aanwijzingen moesten beslist worden opgevolgd, zoniet, dan werden de overtreders van hun geboden naar bevind van zaken gestraft.

De wolvenjachten van 1597 en 1598 vonden plaats in aansluiting op wolvenjachten in de belendende Friese en Drentse gebieden. Tussen het Reitdiep en het Damsterdiep is er nooit sprake van wolven geweest en het oosten van de provincie schijnt iets minder last van wolven te hebben gehad dan het zuidelijke Westerkwartier. In 1598 vond daar een wolvenjacht plaats in de omgeving van Scharmer en het Duurswold en in 1601 gebeurde dat in de omgeving van Slochteren, waar jonker Rengers speciaal voor deze gelegenheid een grote legertrom uit het Provinciale Kruithuis leende. In 1608 wordt dan nog het Oldambt genoemd als lokatie van een wolvenjacht.

Opmerkelijk is, dat het daarna in de hele provincie Stad en Lande lange tijd stil blijft op dit gebied. Pas na exact een eeuw, in 1708, hoort het Groninger stadsbestuur “dat sigh wolven onthielden in ’t Goregt, dewelke reeds veel schade hadden gedaan”. Burgemeesteren en Raad gelasten daarom hun Ambtman in deze stadsjurisdictie, een premie van 100 gulden uit te betalen aan degene die een wolf doodt of levend vangt, welke premie wordt verhaald op de gezamenlijke ingezetenen van het Gorecht. Honderd gulden, dat was in deze periode bijna een jaarinkomen voor een arme sloeber.

In 1737 krijgt het stadsbestuur informatie dat er zich wolven ophouden en verbergen in de stadsjurisdicties in het algemeen, dus niet alleen in het Gorecht maar ook in het Oldambt en Westerwolde. Vanwege het grote gevaar voor schade aan koeien, ossen, paarden, kalveren, schapen en lammeren, breidt het stadsbestuur dan de premieregeling uit. Niet alleen staat er dan 100 gulden op een oude of volwassen wolf, maar ook 50 gulden op een jonge wolf. En de stadsrentmeester moet dan zulke premies voorschieten.

Toch zit er een verschil tussen deze premie-regelingen in de achttiende eeuw, en de drijfjachten in de vroege zeventiende. De premieregelingen zullen individuele en misschien groepen premiejagers hebben aangelokt, maar gaven niet de stoot tot enorme collectieve drijfjachten. Daarvan is in de achttiende eeuw slechts één maal sprake, in Groningerland. En wel in 1772, in Westerwolde. De melding van deze wolvenjacht is tevens het laatste teken, dat de wolf hier in het wild voorkwam.

Die laatste wolvenjacht vond duidelijk plaats in aansluiting op een wolvenjacht in Drenthe. Van die provincie is er ook een gegeven uit de Middeleeuwen bekend, toen er een “oneindelijcke menigte wolven” rondzwierf. Tussen 1679 en 1685 zijn er trouwens soortgelijke klachten, en ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de Drenten veel erger dan de Groningers door wolven werden geplaagd. Hier waren ook meer aaneengesloten woeste gronden, de grote stille heiden waar schaapskudden rondzwierven als denkbare prooi.

In elk geval kwamen in Drenthe veel vaker collectieve wolvenjachten voor, meestal rond het centrale plateau en het Ellertsveld, maar soms ook in de streek tussen Hoogersmilde en Veenhuizen, en aan de Friese kant van Norg. Deze drijfjachten vonden er plaats in de jaren tussen 1606 en 1612, in 1640, van 1643 tot 1666, van 1679 tot 1685, in 1713, 1736, 1737, 1739, 1740, 1758 en 1772. Hier dus geen honderdjarige pauze russen maatregelen, zoals in Groningerland.

Ook waren de wolvenjachten in Drenthe veel massaler dan in Stad en Lande. De ring rond het Ellertsveld in 1772 was zo ruim, dat ze mannen en gronden van de kerspelen Diever, Dwingelo en Norg in het westen, van Peize, Eelde en Anlo in het Noorden, van Gieten, Drouwen en Emmen in het oosten, en van Schoonebeek, Sleen en Zuidwolde in het zuiden omvatte. Slechts enkele kerspelen, zoals Meppel, Vledder en Havelte bleven buiten die jacht. Aan zo’n Drentse wolvenjacht nam ook een menigte mannen deel. In 1737, toen de premieregeling voor het Gorecht uitgebreid werd met jonge wolven, waren er alleen al in Zuidlaren, Anlo en Gieten 598 deelnemers aan de wolvenjacht, terwijl er nog 12 andere Drentse kerspelen in die jacht participeerden. In totaal valt het aantal mannen dat meedeed aan deze wolvenjacht dus te becijferen op een 2500 à  3000 !

In Drenthe waren de wolvenjachten ook veel gedetailleerder gereglementeerd dan in Groningerland. Ze stonden onder leiding van de schulten (voorgangers van de burgemeesters en notarissen), die zich lieten bijstaan door bezoldigde tromslagers of tamboers. Elke huishouding moest twee man leveren. Deze werden militairement onderverdeeld in rotten van achttien. Voor de diverse gevallen van ongehoorzaamheid waren er uitgebreide, expliciete boeteregelingen die in Groningerland juist ontbraken. In brede linies trokken de mannen over de heiden en velden naar het centrale punt, waar een baken opgesteld stond. Natuurlijk joegen ze in hun steeds nauwere kring ook ander wild op, maar dat mochten ze niet schieten, met uitzondering van wilde zwijnen. Ook was het streng verboden om jachthonden bij de wolvenjacht te gebruiken. Die mochten zelfs zonder pardon worden afgemaakt. Een overeenkomst met Groningen was, dat er in Drenthe eveneens 100 gulden premie op een volwassen wolf stond. Maar Drenthe betaalde slechts 25 gulden voor een jong exemplaar – die kon je dus beter vangen in Groningerland.

Anders dan in Groningen zijn er voor Drenthe ook werkelijk bewijzen van gedode wolven. Bewoners van Hijken, Zuidwolde, en Beilen kregen respectievelijk in 1606, 1608 en 1758 premies uitbetaald. In Drenthe lieten de wolvenjachten zelfs een spoor na in de folklore in de vorm van een lied.

Na 1772 is het zowel in Groningen als in Drenthe voorbij. De drijfjachten van dat jaar in Westerwolde en rond het Ellerstveld waren de laatste. Vier jaar later, dus in 1776, werd naar Otto bericht, de laatste wolf in Oost-Friesland doodgeschoten en zo verwijderde het wolvenprobleem zich ook van onze grenzen.

Harry Perton

NB: voor de bronnen zie de eerste reactie.

Aanvulling


9 reacties on “Wolven-bestrijding in Groningen en Drenthe”

  1. Gelkinghe schreef:

    Nog even de bronnen:
    – Mededelingen Otto Knottnerus;
    – Klaas ter Laan – ‘Groninger Encyclopedie’ (1955) lemma wolvejacht;
    – Groninger Volksalmanak 1910, de bladvulling op pagina 90;
    – Archief Staten Stad en Lande, de placcaatboeken inv. nrs. 458 en 459;
    – Secretariearchief van de stad Groningen, rood na de reductie (1605) inv. nr. 308 placcaatboek deel III en de resolutie van B&R dd 10 mei 1708;
    – Alb. Oltmans – ‘Wolvejachten in Drenthe’ in de Nieuwe Drentsche Volksalmanak van 1906, pag. 168 – 183.

  2. aargh schreef:

    Hoeveel schade richtten die beesten feitelijk aan, is daar meer over bekend? We kijken er nu natuurlijk met andere ogen naar, maar ik vraag me toch af of die totale afrekening niet ergens iets van een heksenjacht had.

  3. Gelkinghe schreef:

    Aargh, De feitelijke schade is niets over bekend. De overheid had er alleen in het algemeen iets mee te maken en er waren geen verzekeringsmaatschappijen. Bij gebrek aan bronnemateriaal lijkt het er dan inderdaad sterk op, dat de wolvenjacht iets van een heksenjacht had. Maar je moet je hierbij natuurlijk wel realiseren, dat het verlies van 1 stuks vee kon betekenen dat iemand in armoe werd gedompeld. Bovendien speelde misschien ook nog iets anders mee in de fenomenale aversie tegen wolven: ze leden nogal eens aan hondsdolheid.

  4. Wim schreef:

    Mooi! Heb ik van genoten.
    Een paar jaar geleden was ik in de Vogezen. Daar vertelde men dat er nog wel eens een wolf werd gezien. In werkelijkheid is de laatste drijfjacht daar in 1977 geweest om de laatste wolf (zonder succes) te schieten. In 2005 zijn daar wolven geherintroduceerd door de mens. Daar is de wolf dus maar 28 jaar weg geweest.

  5. catthy schreef:

    Wij stedelingen snappen niets van de gedachtegang van de boer. Of het nu wolven, vossen, ganzen of zelfs zwanen zijn
    Als die ook maar een graspriet (de boer zijn bezit en geldbron) krenken dan zullen ze koste wat het kost van het land verdreven worden.
    Of dat met of zonder vernietiging van de soort gaat daar staat de boer niet bij stil
    Een mentaliteit die nog tot de dag van vandaag opgang vindt onder de meeste boeren.
    Hoe middeleeuws zijn en blijven sommige mensen?

  6. Toch maar even wijzen op de mooie artikelen van collega Martin Rheinheimer in Odense over de uitroeiing van wolven als archetypische vijanden van de mens:

    The Belief in Werewolves and the Extermination of Real Wolves in Schleswig-Holstein. Scandinavian Journal of History 20 (1995) 281-294. – Also as: Man & Nature. Working Paper 65 ( Oden­se 1995)

    Die Angst vor dem Wolf. Werwolfglaube, Wolfssagen und Ausrottung der Wölfe in Schleswig-Holstein. Fabula 36 (1995) 25-78

    Wolf und Werwolfglaube. Die Ausrottung der Wölfe in Schleswig-Holstein. historische Anthropologie 2 (1994) 399-422

    Hij schreef veel meer inteteressant antropologisch-historisch werk en is daarin enorm productief. Heel bijzonder schijnt zijn boek over de terugkeer van een tot de islam bekeerde scheepskapitein naar diens geboorteeiland Amrum te zijn: Der fremde Sohn. Hark Olufs’ Wiederkehr aus der Sklaverei (Neumünster 2001). 229 pp. Second edition 2003
    http://www.multimedia.fh-kiel.de/museumvirtuellinfo/Html/e_participants.html

  7. Hendrika schreef:

    Het schijnt niet meer zolang te duren en de wolf kan weer in deze contreien worden gesignaleerd.


Geef een reactie op aargh Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.