De naam Stroobos
Geplaatst op: 16 november 2010 Hoort bij: Geschiedenis, Taal 4 reacties“De naam”, zegt Wikipedia over Stroobos,
“zou voor het eerst zijn gebruikt in 1655, toen het Hoendiep werd gegraven, en zou verwijzen naar onderkomens van stro voor de arbeiders die het kanaal groeven.”
Deze opvatting staat al te lezen in het schoolmeestersrapport, dat de koster van Doezum in 1828 schreef:
“Het heeft, zoo men zegt, zijn naam ontleend door een groote hoop stroo hetwelk de werklieden daar hadden verzameld, ten tijde dat de vaart daar gegraven is, om zich daarin of achter te schuilen, bij regenachtige tijden, om dat er nog geene huizen voorhanden waren”
Of los stro zoveel dekking in het open veld geeft? De naamkundige W. de Vries geloofde in 1946 maar half in de naamsverklaring. “Ik vrees”, zo schreef hij,
“dat ons nooit histories gegevens te hulp zullen komen. In ’t Westerkwartier is het echter ’n staande aardigheid, als men naar bed gaat te zeggen: “Ik ga naar Strobos toe.”
Wat De Vries zich niet realiseerde was dat er in de achttiende en negentiende eeuw nog een tweede gehucht Stroobos was, namelijk helemaal aan de andere kant van de provincie Groningen, zo’n beetje halverwege Winschoten en Oude Pekela. Dit bevond zich in een flauwe bocht van het gekanaliseerde riviertje de Pekel A.
Er waren dus meerdere Stroobossen. En als je dan kijkt naar de overeenkomst, dan valt op dat zowel het westelijke als het oostelijke Stroobos op een strategische plek aan een nieuw vaarwater lag. Een plek die kansen bood, een plek waar mensen zich graag als pioniers vestigden.
Een bescheiden zoektocht in oude woordenboeken op de term strobos leert vervolgens dat er een spreekwoord was. In de zeventiende eeuw werd het nog vaak gebruikt voor iemand die de kansen op zo’n plek waarmaakte. Er zit zowel een ondertoon in van jaloezie, als van bewondering:
“Hij is op een stroobos komen aandrijven.”
Toen hij er kwam, was hij een armoedzaaier, maar hij is nu een man in bonis. Zou het niet dat spreekwoord zijn, waaraan de beide Stroobossen hun naam te danken hebben? Dat lijkt me als verklaring plausibeler dan het schuilen onder stro.
De oude monniken van Gerkesklooster en St. Vitusholt hadden een goede klassieke scholing. Toen ze de rondwerveling in het water zagen, noemden ze die στÏόβος, Strobos dus. Vergelijk stroboscoop. De Drenten die later Groningen koloniseerden, wisten het natuurlijk weer beter en maakten er Stroobos van 😉
In beide gevallen gaat het in elk geval om stevig bijelkaar gebonden stro. Onder los stro kun je niet schuilen zoals je zegt, maar op los stro kun je ook niet komen aandrijven. Ik heb eerder een soort papyrusboot voor ogen, maar dat is niet historisch onderbouwd.
Ook niet historisch onderbouwd maar wel uiterst plausibel acht ik de verklaring dat het een bepaald soort os betreft (de strob) die in die buurt voorkwam.
Zie ook:
http://gelkinghe.web-log.nl/gelkinghe/2010/12/ook-derde-strobos-was-plek-met-potentie.html