Een spokend wijf bij de Hereweg
Geplaatst op: 27 oktober 2012 Hoort bij: Stad toen 11 reactiesOp de plek waar nu het Van Mesdagasiel staat, bevond zich in de 18e eeuw de gerichtsplaats, waar af en toe ter dood veroordeelde misdadigers ten aanschouwe van een massaal toegestroomd publiek werden geradbraakt of opgehangen. De lichamen van deze criminelen liet men ‘tot lering en exempel’ van datzelfde publiek aan de galg hangen of op het rad liggen, tot ze waren vergaan. Voorbijgangers zullen er wel eens een neus hebben dichtgeknepen.
Even verderop lag op de grens van het stadsgebied de Helperlinie, een aarden verdedigingswal met een gracht (nu: het Helperdiepje). Waar Hereweg en Helperlinie elkaar kruisten kon men de buitenwacht aantreffen. Soldaten van het Groninger garnizoen hielden daar het in- en uitgaande verkeer zo’n beetje in de gaten, als ze niet al te dronken waren.
Die tijd heette niet voor niets De Kleine IJstijd, ’s winters kon het nog gemeen koud zijn. Dat was eind november 1734 ook weer het geval. Toen in die vorstperiode op een avond het rantsoen turf in de buitenwacht was opgestookt, besloten de totaal verkleumde soldaten een rad van de gerichtsplaats te halen. Ze namen niet eens de moeite het hoofd van de terechtgestelde vrouw eraf te nemen en smeten het hele geval zo op hun zieltogende vuurtje.
Uiteraard werden de autoriteiten dit gewaar. De eerste die op onderzoek uitging was een majoor van de krijgsraad. Helaas zijn ’s mans papieren niet bewaard gebleven; we weten dus niet wat hij te horen kreeg. Maar ook de stadsfiscaal (aanklager) wilde er vanwege de geruchten die in de stad rondgingen het zijne van weten. De beide verslagen van de verhoren die hij afnam, kan men nu nog steeds raadplegen op het archief.
De haren rijzen je te berge! De getuigen, die de namen van de betrokken soldaten niet wilden noemen, gaven als bijzonderheden dat het hoofd van Trijne – want zo heette de geëxecuteerde vrouw – tot twee maal toe van het vuur was afgesprongen en dat het, nadat het er ten derden male op was gelegd, finaal uit elkaar was geklapt.
Geen wonder dat het was het gaan spoken, daar aan de Hereweg. Een soldaat die in de buitenwacht een uiltje knapte had zich een tijdlang absoluut niet meer kunnen verroeren: hij was ‘zonder handen vastgehouden’. En een andere soldaat had een zwart ding door de schoorsteen zien vallen, een ding dat de gedaante aannam van een hond. Misschien was het wel een Drentse weerwolf, je wist maar nooit waar die op kwamen duiken, bij winternacht.
—-
Ingekort en herzien verhaal uit De Oosterpoorter (ca. 1993). De tekening is van Thomas Rowlandson en vond ik in de collectie van het British Museum.
Mooi verhaal, zo tegen Halloween 😉
Het moeten echt barre tijden zijn geweest dat die arme soldaten zich zelf moesten vernikkelen.
Met dank! Dat heb ik maar even veranderd. Het betreft een foutief stukje familietaal dat te lang is blijven hangen.
Is niet fout hoor, vernikkelen kan ook overdrachtelijk gebruikt worden voor verkleumen. Ik leerde de uitdrukking in Limburg dus heel erg familiegebonden kan die nooit zijn.
Het ging Frans – denk ik – om het: ZICH vernikkelen. Op die manier staat het namelijk niet in de woordenboeken. Maar ik begrijp dat ik het kind met het badwater heb weggegooid. 🙂
Prachtbeeld van een stukje historie.
Je reinste Shakespeare om de hoek.
Dank voor dit verhaal!
Een welgekozen plaats voor het Mesdagasiel. Voortgang in de menselijke beschaving, zou je bijna zeggen.
Ter hoogte van het Sterrebos zeker. Brrrrr moet er niet aan denken 🙂
Het Sterrebos is van 30 jaar later dan dit verhaal. Toen waren die verschijnselen allang weg joh.
De grize giet my hjir oer de grauwe … 🙂