Wat een Groninger in 1800 aan alcohol dronk

In Groningen (…), een volkrijke koopstad en garnizoensplaats, en in het gewest grenzende naar buiten aan Oostfriesland en Munsterland, is toch veel toevloed en doortogt naar ons land van reizigers, vreemde werklieden van alle soort, voorts inwendig van krijgsvolk enz., zoodat hierdoor ook het vertier van sterke drank zeer wordt vermeerderd en gaande gehouden.

Aldus Matthias van Geuns, dan hoogleraar in Utrecht, maar oud-stadsarts van Groningen. In 1801 berekende hij aan de hand van de accijnsopbrengsten hoeveel sterke drank er eind achttiende eeuw geconsumeerd werd in Stad en Lande (zonder Westerwolde, dat een ander fiscaal systeem kende). Deze consumptie bedroeg in totaal 35.676 ankervaten, omgerekend naar een moderne inhoudsmaat bijna 1,36 miljoen liter. In Stad en Lande zonder Westerwolde leefden volgens de volkstelling van 1796 een 106.257 zielen, zodat de jaarlijkse consumptie aan gedestilleeerd per hoofd van de bevolking hier neerkwam op 12,76 liter. Als je rekening hield met een derde kinderen, en een helft van de volwassenen die geen sterke drank dronk, dan kwam de jaarconsumptie per drinker neer op ruim 38 liter. Een gemiddelde drinker dronk dus ruim een tiende liter sterke drank per dag.

Een Groninger zou daarmee ogenschijnlijk zo’n 20 % meer sterke drank tot zich nemen dan een Utrechter. Maar ruim de helft van de in Groningen geconsumeerde sterke drank bestond uit inlandse, d.w.z. hier in Groningen gestookte jenever, en nog eens een kleine kwart uit eveneens lokaal geproduceerde brandewijn, die “alles doorheen gerekend ten minste een derde deel, zoo niet de helft slapper” waren dan de Hollandse equivalenten die in Utrecht werden gedronken. Daarom mocht je de Groningse overconsumptie daar wel tegen wegstrepen. De Groninger, met andere woorden,  kreeg met zijn sterke drank ongeveer evenveel alcohol binnen als een Utrechter.

Van Geuns bekeek ook de bier- en wijnconsumtie van de Groningers, in vergelijking met de Utrechters. Eind achttiende eeuwen dronken de Groningers met elkaar zo’n 8260 ankers wijn per jaar. Wat neerkwam op 313.880 liter, bijna 3 liter per hoofd van de bevolking, nog geen kwart van de sterke drank.

Het bleek ook slechts een derde van wat een Utrechter aan wijn dronk. Van Geuns formuleert dan, wat wij een hypothese zouden noemen:

Het kan echter zijn, dat men in het Groninger gewest, meer dan elders in ons Vaderland, nog veel meer gebruik maakt, vooral bij den gemeenen man, van het aldaar gebrouwen meer en min zwaar bier, daar de deugd van het Groninger bier vanouds beroemd plagt te zijn. Maar het is zeer zeker dat ook de koffij, en wel van ene goede soort en bereiding, hier, tusschen tijden,  vrij algemeen en rijkelijker gedronken wordt, dan elders; te meer daar er ook een verbazend sterk vertier plaats heeft van gebrande cichorei, en velerlei gebakken deeg, granen, erwten en wat meer onder de benaming van knap, bij het talrijk gemeen, ter vermenging met de duurdere koffij, pleegt te gebruiken.

Maar er speelde nog iets anders mee in de relatief lage Groninger wijnconsumptie. In de provincie Utrecht bestond de helft van de bewoners uit stedelingen, terwijl dit in Groningerland slechts een kwart was. En stedelingen dronken nu eenmaal veel meer wijn. Voor Groningen viel ook wel vast te stellen

…dat de consumptie van wijn aldaar te lande, zelfs in de schoone en volkrijke dorpen van het gewest, gelijk ook onder den middelstand der welvarende stedelingen, verre van algemeen te zijn, nog waarlijk gering en zeldzaam is, terwijl, zoo als ik zeide, een kop koffij bij het gros der burgerij een vrij algemeen en druk onthaal blijft uitmaken.

Van Geuns was een warm aanhanger van bier. Hij noemt het “de oude en ware Vaderlandsche drank”, die gedurende de achttiende eeuw “in laag verval” was geraakt. Omdat er in Stad en Lande na 1750 mede om die reden geen bieraccijns meer werd geheven, leidt Van Geuns met behulp van een ingewijde de Groningse bierproductiecijfers af uit de belasting op ongemalen brouwmout. De inlandse bierproductie bedroeg per jaar 201.000 ankers of vorrelvaten dun bier (van zo’n 1,5 à 3 % alcohol) en 33.000 ankers zwaar bier (oftewel kluin met ongeveer 9 à 10 % alcohol). Per hoofd van de bevolking kwam dit neer op ruim 72 liter dun bier en bijna 12 liter dik bier.

Natuurlijk zou het in Groningen geproduceerde bier geëxporteerd kunnen worden, wat dan aan deze berekening af zou doen. Maar met zijn bierdeskundige raadsman meent Van Geuns:

Dat het alhier gebrouwde bier ook alhier verteerd wordt, alzoo de voormalige verzending naar buiten,  vooral het kluin naar Friesland, die alle weken met een daarvan benoemd veerschip vrij sterk plagt te geschieden, sedert veele jaren, ook wegens den zeer bezwaarden invoer in Friesland, niet meer noemenswaardig is…

Wel werd er volgens Van Geuns  “mogelijk nog wel eenig zwaar bier van buiten, voornamelijk van Deventer” in Groningen ingevoerd en gebruikt, wat de cijfers voor de per capita bierconsumptie dan eerder hoger, dan lager zou maken.

In tegenstelling tot het platteland van Utrecht, bleef “de bier-consumtie in de voorname Groninger landstreken, van het Oldambt, Veendam , Wildervank enz. nogal sterk stand houden, en welligt nog sterker dan in de stad”. Weliswaar was de bierproductie sterk afgenomen in de achttiende eeuw – in de stad Groningen bijvoorbeeld slonk het aantal brouwerijen van 80 vlak na 1700 tot 36 in 1769 tot slechts 8 tegen 1800 – maar de overgebleven brouwerijen hadden gemiddeld wel meer capaciteit dan de vroegere, zodat de afname van de Groninger bierconsumptie minder groot was dan de afname van het aantal brouwerijen deed vermoeden. Van Geuns raamde, dat die consumptie in 1800 nog een kwart van die rond 1700 was. Houden we rekening met een lichte bevolkingsgroei, dan dronk de gemiddelde Groninger rond 1700 dus nog zo’n 300 liter dun, en 50 liter zwaar bier per jaar.

Eind achttiende eeuw bleek de gemiddelde Groninger niet helemaal mee te zijn gegaan in de anti-biertrend, want hij dronk nog zo’n twee maal zoveel bier als de gemiddelde Utrechter. Van Geuns ziet daarmee zijn “te voren geopperde gissing” of hypothese bevestigd, namelijk dat het zoveel mindere wijnverbruik in Stad en Lande samenhangt met de “daar nog vrij veel in zwang zijnde consumtie van bier, en ook bijzonderlijk van zwaar bier”. In pure alcoholconsumptie weken de Groninger en de Utrechter waarschijnlijk niet veel van elkaar af.

Nog even de per capita cijfers op een rijtje – de gemiddelde Groninger dronk tegen 1800 jaarlijks 12,76 liter sterke drank, bijna 3 liter wijn, ruim 72 liter dun bier en bijna 12 liter zwaar bier. De gemiddelde Nederlander van 2010 doet het slechts met zo’n 3 liter sterke drank, 5 liter wijn en 16 liter bier, dik en dun, maar meer dun dan dik. Naar hedendaagse maatstaven was de Groninger van weleer dus niet bepaald een matigheidsapostel.

Als we nu de alcoholpercentages in de tijd van Van Geuns stellen op 25 % voor sterke drank, op 12 % voor wijn, op 2 % voor dun bier en op 10 % voor dik bier, dan was de totale hoeveelheid pure alcohol die een Groninger indertijd jaarlijks dronk 3,19 + 0,36 + 1,44 + 1,2 liter = 6,2 liter. Bij 35 % voor sterk, 12 % voor wijn en 5 % voor bier laat dezelfde pure alcoholconsumptie voor de Nederlander in het huidige tijdsgewricht zich becijferen op 1,06 + 0,6 + 0,8 liter = 2,46 liter. De gemiddelde Groninger van twee eeuwen geleden kreeg dus 2,5 maal zoveel pure alcohol binnen als de doorsnee-Nederlander nu.

Bronnen: Matthias van Geuns, Over het gebruik en misbruik van sterke dranken, in de bewerking van O.G. Heldring (Groningen bij Oomkens, 1839) pag. 68-106. De Gelderse drankbestrijder Heldring copieerde de originele teksten uit Van Geuns boek Staatkundige handhaving van der ingezetenen gezondheid en leven (1801)  en doorvlocht deze met aantekeningen van eigen hand. De cijfers over het hedendaagse gebruik van alcoholica komen overigens van het CBS.

Advertentie

9 reacties on “Wat een Groninger in 1800 aan alcohol dronk”

  1. Jan Veldman schreef:

    Ik haal opgelucht adem.

  2. Haren in Foto's schreef:

    Nou, dan neem ik er nog maar ene..

  3. Angelika schreef:

    … op uw gezondheid!

  4. Jan de Jong schreef:

    Wie binnen der mit groot worren, toch.

  5. leonboer schreef:

    Wel bekomt joe! 😉

  6. Harry Pinkster schreef:

    Prachtig verhaal Harry, ik heb een link opgenomen op mijn startpagina over bier in de provincie Groningen: http://www.pinkgron.nl/hpgron.htm. groeten Harry Pinkster

  7. Dick Bolt schreef:

    op dit prachtig artikel neem ik nog een glas sinaasappelsap, proost

  8. Als ik dit fraaie relaas zo lees, dan doe ik het nog heel netjes.

  9. Roel Mulder schreef:

    Hallo Harry/Groninganus,
    Erg leuke artikelen zijn dit.
    Wat de kluin betreft, volgens Van Geuns werd van 1 mud mout 1 ton bier gebrouwen. (En dat klopt wel ongeveer, want in het brouwverslag uit 1768 dat op je site staat, ging 12 mud gerst in 11 ton bier)
    Nemen we de maten die het Meertens Instituur voor Groningen opgeeft (http://www.meertens.knaw.nl/mgw/plaats/352) dan krijg je 1 mud = 91,2 liter en een ton = 169,2 liter.
    Omgerekend geeft dat een stamwortgehalte van 1056, ofwel een alcoholpercentage van ca. 5,5%.
    Waar is de 9% à 10% die jij ervoor rekent op gebaseerd?


Mijn gedachten hierbij zijn:

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.