Oldambtster verlotingen
Geplaatst op: 11 januari 2017 Hoort bij: Geschiedenis Een reactie plaatsenMijn oud-tante Siene herinnerde zich levendig dat haar vader, de schoenmaker Geert Perton te Finsterwolde, eens een hevige aanval van astma had. Daardoor kon hij niet naar de verloting van een geit zonder hoorns in logement Ufkes, en moest hij zijn al gekochte lot aan een buurman meegeven. Dat zal ongeveer in 1910 geweest zijn.
Voor haar als kind – ze was van 1900 – vormde de consequentie van die astma-aanval een klein trauma. Hoe graag had ze die geit gewild. Op mij als kind dat haar verhaal aanhoorde, kwam die prijs licht exotisch over. Ik kende natuurlijk wel geiten, maar dat er ooit publiekelijk geiten werden verloot, dat vond ik tamelijk raar. Bij een loterij kon je honderdduizend gulden winnen, of kleiner geld. En bij een verloting van de korfbalclub misschien een fiets, maar geen geit. Absoluut geen geit.
Toen ik in de jaren 90 de rekesten van de stad Groningen doornam, kwam ik dergelijke verlotingen met dieren als hoofdprijs pas opnieuw tegen. Ik heb deze en andere verlotingen systematisch genoteerd. Die gegevens wachten nog op verwerking.
Maar bij de Oldambtster rekesten bleken er ook weer te zitten, die verlotingen betroffen. Wel veel minder dan in de stad. Omdat het er tussen 1730 en 1807 in totaal 36 bleken te zijn, kostte het verwerken daarvan wat minder moeite. Het viel in een avond te doen.
In principe waren publieke verlotingen in de achttiende en negentiende eeuw verboden, tenzij de overheid er vergunning voor gaf. Op zulke verlotingen kwamen nogal wat mensen af, daar wilde de overheid graag wat greep op houden. Daarom mocht zo’n verloting ook alleen geschieden onder toezicht van de gerichtsdienaar of wedman. Verder moest altijd een klein deel van de loten, de zogenaamde ‘vrije loten’ gratis aan het gerecht, en een ander klein deel gratis aan de diaconie worden gegeven. Wanneer de armen een prijs wonnen, staat dat in het diaconieboek verantwoord.
Dit zijn de 36 verlotingen die ik in de Oldambtster rekesten aantrof:
Datum apostille | Organisator | Woonachtig te | Prijs |
3 november 1731 | Harm Bonjes | (Winschoten) | Enige sitzen en katoenen. |
21 februari 1732 | Mighiel Harms | ? | Holschen of hozen? |
27 januari 1733
|
Otto Jacobs, meester timmerman | Beerta | Drie kisten en enige stoven |
16 januari 1735 | Jan Geerts Timmer | ? | Enig handwerk |
17 december 1736 | Klaas Uities | (Nieuwolda) | Vette koe |
5 februari 1737 | Egbert Jacobs | (Zuidbroek of Nieuwe Pekela) | Kist |
26 februari 1737 | Jacob Eppes | (Scheemda) | Nieuwe boerenwagen. |
10 maart 1772 | Substituut Jacob Egges | (Winschoten) | Vette koe |
3 november 1772 | substituut Jacob Egges | (Winschoten) | Vette koe |
13 januari 1773 | Salomon Philippus | Nieuw-Beerta | Koebeest |
18 januari 1773 | Tammo Tammen & co. | Een paar wagengereiden c.a., een zilveren zakhorloge, enige spiegels | |
1 maart 1773 | Geert Geerts | Oostwold | Koe |
5 april 1774 | Jan Krijns | Klok | |
19 april 1777 | Onno Jurriëns postiljon | Winschoten | Twee zilveren zakhorloges |
31 januari 1778 | Onno Jurriëns postiljon | Winschoten | Extra gouden zakhorloge |
19 januari 1790 | A.W. Janeke | Winschoten | Tinkast, kabinet, stelsels porselein, hoekbuffet, 3 tafels, 6 verlakte breedjes, nog een hoekbuffet |
2 november 1790 | Klaas J. Kuiper, kastelein | Winschoten | Ruinpaard |
1 februari 1791 | Albert Hindriks Buiskool | Beerta | Vette koe |
15 februari 1791 | Jan Bruinius, zijlwaarder en tapper | Oostwold (polder) | Twenter melkvaars D. |
31 januari 1797 | Klaas J. Kuiper, kastelein | Winschoten | Paard |
24 oktober 1797 | Wijpke Wijpkes | Winschoten | Vette os |
6 maart 1798 | Sikke S. Muller | (Midwolda of Zuidbroek) | Vette koe |
31 mei 1802 | E of G of O.J. van Dijk, kastelein | Winschoten | Zwart merriepaard |
16 november 1802 | Jan Jurjens | (Nieuwe Pekela of Veendam) | 4 of 5 boerenwagens |
6 december 1803 | Harm Geerts | Beerta | Speel uurwerk |
6 december 1803 | Wiert Gerrits Lohman | Veendam | Vet zwijn en 2 “harolgien” |
20 december 1803 | H.H. Vaalman | (Winschoten) | Spelend uurwerk, en een gouden zakhorloge |
24 januari 1804 | A.J. Folkers | (Winschoten) | Hangend uurwerk, gouden horloge, enige zilveren horloges, enige zilveren lepels en 3 gouden gespen. |
20 november 1804 | H.D. Klein | Winschoten, in een der herbergen | Enig zilverwerk |
10 december 1805 | Marieke Maijers | Zuidbroek | Enige goederen |
10 december 1805 | Jan J. Timmer, schrijnwerker | Meeden | Enig door hem vervaardigd schrijnwerk als kabinet, pulpitrum, tafels e.a. meubiliën van die aard. |
17 december 1805 | Tiddo Reints | Beerta | 2 Koebeesten |
28 januari 1806 | Willem Holle | Veendam | 3 gaande uurwerken, w.o. fraaie speelklok |
2 december 1806 | Wessel Geerts | Midwolda | Lakens, manchesters e.d. |
ca. 20 december 1806 | Pieter Berends | Meeden | Kabinet en 2 pulpitrums |
31 december 1806 | Harm Hindriks Meurs | Veendam | 2 vette varkens |
Bij de jaartallen in de eerste kolom valt op, dat de verlotingen niet mooi over de hele periode verdeeld zijn. Van 1738 tot en met 1771, van 1778 tot en met 1789 en van 1792 tot en met 1796 waren er immers geen verlotingen. Dat kan en zal met de opvattingen van de dan fungerende drosten te maken hebben gehad, maar ook met de angst dat zulke samenkomsten uit de hand zouden lopen, bijvoorbeeld in tijden van grote religieuze of politieke onrust. Opvallend is dat er na 1800 relatief veel verlotingen waren, namelijk 14 van de 36 of een kleine 40 % bam het totale aantal. Bij orthodoxen was er waarschijnlijk veel meer weerstand tegen verlotingen dan bij de wat meer vrijzinnigen, ik denk dat die groei na 1800 te maken heeft met het veldwinnen van de Verlichting in het Oldambt, dat voordien nog een tamelijk orthodox-bevindelijke regio was.
Qua maanden spanden december (met 10) en januari (met 9 verlotingen) de kroon. November en februari scoorden beide 5 maal een verloting. Eind oktober, na de Zuidlaardermarkt, als het al aardig donkerde, begon voorzichtig het seizoen voor verlotingen, dat verder samenviel met de winter. Dan had men er ook de tijd voor. Vanaf februari nam het aantal weer af en ’s zomers, van mei tot in oktober, werden er helemaal geen verlotingen georganiseerd. Dan riep het werk.
Aan de namen van de organisatoren in de tweede kolom, kan je zien dat er niet veel doublures bij zitten. Het gros van de verlotingen was voor de organisator een eenmalige zaak. Veel beroepen staan er niet bij de namen, maar mijn zeer voorlopige indruk is dat er nogal wat kasteleins bij zitten, verder timmerlui en schrijnwerkers, wagenmakers, horlogemakers en slachters, mogelijk ook wat boeren.
Qua plaatsen spande Winschoten de kroon, met 14 verlotingen. Van de dorpen bij of in de Dollardpolders stak Beerta er bovenuit met 4. Ondervertegenwoordigd waren de veenkoloniën – Veendam had er maar 3 en daar kwam het verschijnsel ook nog laat op.
Dan de prijzen. In 15 gevallen bestonden die uit levende have: vooral koeien (10), veel minder vaak paarden (3) en varkens (2). Bij de koeien en varkens wordt nogal eens opgemerkt dat ze vet zijn. Mogelijk ging het om overgebleven slachtvee, dat de eigenaars niet de hele winter konden of wilden aanhouden.
Qua voorwerpen scoorden luxe uurwerken het hoogst (10 gevallen). Bij 6 verlotingen ging het om luxe meubilair, in 3 gevallen om toch ook niet goedkope boerenwagens en in 3 andere om luxe stoffen. Ook voor deze zaken geldt, dat de eigenaars er in de gangbare handel wellicht moeilijk vanaf kwamen. Dan diende een verloting zich aan als uitkomst, al moest je dan wel eerst alle loten zien te verkopen wilde je er nog wat winst aan overhouden.
Helaas gaven maar weinig organisatoren enige opening van hun zaken. Voor de koe die in 1773 te Oostwold verloot werd, deed Geert Geerts 56 loten uit voor een rijksdaalder per stuk, terwijl Albert Hindriks Buiskool te Beerta 80 loten à 2 gulden liet meedingen naar zijn vette koe. Beide aantallen waren echter inclusief de vrije (gratis) loten voor het gerecht en de diaconie. In Oostwold zullen dat er 6 zijn geweest, in Beerta mogelijk 5. Bij het wegzetten van alle loten bracht de koe in Oostwold dus 125 gulden op en die van Beerta 150. Ik heb zo’n idee dat dit best wel hoge prijzen waren, maar we kennen het formaat en de kwaliteit van deze koeien niet en er zat, nogmaals, voor de organisator ook het risico aan vast dat hij niet alle loten verkocht.
Over de verlotingsmethode, en dit tot besluit, worden we slechts in twee late gevallen iets gewaar. Op 28 januari 1806 liet de Veendammer Willem Holle zijn gaande uurwerken verloten door middel van het gooien met dobbelstenen. Terwijl Wessel Geerts in Midwolda eind dat jaar zijn lakens en manchesterse stoffen kwijtraakte door kinderen met een soort van molentje de trekking te laten verrichten.
Nog even de belangrijkste conclusies op een rijtje:
- Verlotingen kwamen soms jarenlang niet voor. Dan zat er een wat strengere drost of speelde de religieuze en-politieke constellatie een rol. Na 1800 groeide het aantal verlotingen onmiskenbaar, wat verband houdt met de baanbrekende Verlichting.
- Verlotingen had je vooral ’s winters. In Winschoten kwamen ze het vaakst voor, daarna in Beerta. In de veenkoloniën had je ze relatief weinig.
- Bij ruim 40 % van de verlotingen ging het om levende have, m.n. slachtkoeien. Verder verlootte men nogal eens luxe uurwerken en huisraad, spullen die de eigenaars op de normale manier maar moeilijk aan de man konden brengen.
Recente reacties