‘Feithhuis veel te goed voor Arbeidsbeurs’

Jhr Johan Adriaan Feith. Foto (ingekleurd): Pictorescue (Flickr cc.)

Eind januari 1913 werd hij op een avond dood achter zijn bureau in het Rijksarchief aangetroffen: Johan Adriaan Feith, de Groninger Rijksarchivaris; tevens oprichter en hoofdredacteur van de Groninger Volksalmanak en stichter en directeur-conservator van ’t Groninger Museum. Nog geen twee jaar later sloten zijn erven een koopovereenkomst met de gemeente Groningen. De gemeente kocht wijlen Feiths herenhuis met tuin, koetshuis en stalling aan het Martinikerkhof zuidzijde, een vastgoedcomplex dat we nu, ruim honderd jaar later, kennen als het Feithhuis.

Merkwaardig genoeg leidde de overeenkomst tot kritische geluiden in de Provinciale Drentsche en Asser Courant. De Groninger correspondent van dat blad hekelde de voortdurende sloop en modernisering van fraaie panden in de stad Groningen tot winkels en magazijnen. Zo waren onder andere “Het huis met de draken” en “Het huis met den schoonen gevel” verdwenen, verwinkeld en/of onherkenbaar “gerestaureerd”. Vroeger kocht de gemeente meestal percelen zonder esthetische waarde waar niets aan verloren kon gaan, aldus de correspondent –

“Ditmaal echter viel het oog van ‘t gemeentebestuur op de deftige heerenbehuizing van wijlen jhr. Feith, te voren bewoond door jhr. Quintus, een bekende persoonlijkheid voor Groningers van ouderen datum. En met welk doel is nu deze voorname, patricische woning door de gemeente aangekocht ? Om ingericht te worden voor Arbeidsbeurs…”

De Arbeidsbeurs (later het Arbeidsbureau) moest namelijk per 1 mei 1916 uit een pand in de Folkingestraat verhuizen en dus elders worden ondergebracht. De Folkingestraat – dat was destijds de jodenbuurt. Met een nauw verholen antisemitische ondertoon vond de correspondent het een hele promotie voor die Arbeidsbeurs,

“om uit de Folkingestraat, de klassieke sinaasappel-, kokeloko-, augurken- en sausemangel-buurt, maar zoo overgeplaatst te worden naar een prachtige heerenbehuizing aan ’t Martini-Kerkhof, achtereenvolgens door verschillende adellijke familiën bewoond !”

Hij noemde zich een democraat en erkende volmondig het nut en de onmisbaarheid van de Arbeidsbeurs, maar de gemeente had voor dit doel veel beter een blok met krotten op kunnen kopen, vond de man.

“Want waarom zou voor een instelling van practischen, zakelijken aard een weelderig onderdak noodig zijn ? Nu zeiden B. en W. in hun voordracht wel dat het huis aan ’t Martini-Kerkhof geen verbouwing van eenige beteekenis hoeft te ondergaan om het voor een Arbeidsbeurs geschikt te maken, doch mettertijd, wanneer ook eenmaal andere gemeente-bureaux in het nieuwe perceel gevestigd worden – en dat ligt in ’t plan van de heeren – krijgt men er een samenstel van kantoren en zal ’t ongetwijfeld op een wegbreken en roppen gaan, zoodra de verschillende ‘takken van dienst’ dat wenschelijk doen schijnen.

Gelukkig hebben de erven Feith dit gevaar voorzien en althans voor een deel tegen omverwerping van het inwendige gebouw gewaakt, namelijk door te bepalen dat de geheele antieke betimmering alsmede het plafond in de achtersuite-kamer en de schoorsteenmantel in de oostelijke bovenvoorkamer niet bij den verkoop inbegrepen zijn.”

Voordat de gemeentelijke vandalen hun gang mochten gaan, haalden de erven Feith dus liever zelf de belangrijkste cultuurhistorische zaken uit het pand ! De prachtige schouw ging naar het Groninger Museum, dat zijn oprichter Feith naderhand eerde met een borstbeeld.

Hoe het de correspondent van de Drentsche en Asser te moede zou zijn, als hij nu nog eens het Feithhuis zou kunnen aanschouwen, laat zich raden.

Bron: PDAC 11.12.1915.


3 reacties on “‘Feithhuis veel te goed voor Arbeidsbeurs’”

  1. Harmiena Nora schreef:

    Was een zoon van hem later Jonkheer Feith? Of ben ik in de war met ( wel of niet Jonkheer) de Marees van Swinderen.

    • groninganus schreef:

      De laatste zal vast ook jonkheer zijn geweest. Maar kan je een signalement van de bedoelde persoon geven?

      • Harmiena Nora schreef:

        In Wikipedia staat ( onder meer) ene Quirijn Pieter Antoni Jonkheer de Marees van Swinderen, in zijn dagen een befaamde paardenfokker, denkelijk vader of grootvader of oom van de Jonkheer die wij vroeger regelmatig in de buurt zagen fietsen of wandelen. Deze woonde in Haren en was in die tijd zeker al op middelbare leeftijd. Er was ooit een familie verbinding met landgoed ‘Lemferdinge’, vlak om de hoek van ons.
        Dat is zover mijn herinnering gaat….


Geef een reactie op Harmiena Nora Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.