Een vroeg jachtreglement voor ‘t Vredewold
Geplaatst op: 3 oktober 2018 Hoort bij: Geschiedenis 1 reactieProd. an de secret den 1 Junij 170[?]
Placaet soo ordinaris op heemelvaertsdag volgens older gewoonte moet gepubliceert by de respective Grietmannen van Vredewolt op den dag van answeringe onder de blauwe hemel in t’ Olbert ende in de Nuyss uyt de name van t huyss van Nienoord, luydende van woort te woort alss volget:
N.N., wegen t’ huyss van Nienoort gestelde Grietman over Vredewoldt, doe mits desen wel expresse interdiceren ende verbieden, dat niemandt sick sall onderstaen ende verstouten haesen, reen, courhoenders, velt- offte patrijse hoenders met netten, roers, honden, strikken offte andere sinistre practycquen te doen vangen offte laeten vangen. Insgelycken doet gemelten Grietman verbieden, dat niemandt sick sall onderstaen drie weeken voor May ende 3 weeken nae May eenige visch te vangen offte doen vangen, dat oock niemandt des anders grafften, vischenijen ende slooten, buyten consent van die eigenaers sall meugen vischen, oock die Swaenen haere eijers offte Jongen te verwa[r]en, dit alles op die poena ende verbeurte van sestig franse schilden, die men den contraventeur offte contraventeuren ten scherpsten sall affneemen, waer naer een yder syck sall weeten te reguleeren. Aldus gepubliceert ten fine niemandt eenige ignorantie hebbe te praetenderen.
Bron: RHC Groninger Archieven, Toegang 735 (archief gerecht van Vredewold) inv.nr. 82: rechtdagenprotocol 1661-1663.
Uitleg en interpretatie: Hoewel pas in het begin van de achttiende eeuw ter secretarie geregistreerd, is het handschrift van dit plakkaat ouder – het komt overeen met de akten die erna geboekt zijn en die dateren uit de jaren 1661-1663. Mogelijk komt het stuk zelfs uit een nog oudere periode. De munt waarin de boete gesteld is, de Franse schild, werd immers in de zestiende eeuw al niet meer geslagen en was vervolgens tot het begin van de zeventiende eeuw rekenmunt.
In de aanhef van het plakkaat is er sprake van, dat de grietman of rechter van ’t Vredewold het elk jaar afkondigde. Dat Vredewold was de heerlijkheid van de heer of vrouw van Nienoord, die deze grietman aanstelde. Het bestond uit de dorpsgebieden van Oostwold, Lettelbert, Midwolde-Leek, Tolbert, Niebert, Nuis en Marum, een streek langs een oude zandrug waar in de zeventiende en achttiende eeuw op de flanken nog vrij veel onontgonnen natuur te vinden was. De afkondiging van het plakkaat gebeurde ieder jaar op Hemelvaartsdag na de traditionele aanzwering van de grietman “onder de blauwe hemel” in Tolbert en Nuis. Met het voorlezen van het plakkaat verbood de zetbaas namens Nienoord de algehele jacht op hazen, reeën, korhoenders en patrijzen, waarmee vast de belangrijkste diersoorten in de vrije natuur van ’t Vredewold opgesomd zijn: fazanten en konijnen ontbreken waarschijnlijk niet voor niets in het lijstje. Op de genoemde dieren werd gejaagd met netten, geweren, honden, strikken en “andere sinistre practycquen”. Uiteraard waren die jachtmethoden niet duister maar legaal als het om de heer van Nienoord zelf en/of diens loonjager of gemachtigden ging. Het plakkaat beoogde dan ook niet zozeer faunabescherming, als wel protectie van Nienoords jachtterreinen.
Ook stelde het plakkaat een verboden tijd voor het vissen in: drie weken voor en drie weken na mei, dat wil zeggen het begin van mei. Na de kalenderwisseling van 1700 zal dit de Oude Mei geworden zijn oftewel 12 mei; de verboden vistijd duurde sindsdien dus van de derde week van april tot begin juni. Bovendien werd het vissen zonder vergunning in andermans grachten, visvijvers en sloten verboden. Buiten Nienoord zullen er niet zo vreselijk veel grachten en visvijvers geweest zijn, sloten waren natuurlijk wel algemeen, maar of daar nou zoveel vis in zat? Ten slotte beschermde het plakkaat zwanen, hun eieren en jongen – ook zwanendrift en -jacht golden als een voorrecht voor de heer.
De boete op overtreding van het plakkaat was lang niet mals: 60 Franse schilden, waar niets vanaf onderhandeld mocht worden. Zo’n Franse schild was anderhalve goudgulden, oftewel twee gulden en twee stuivers waard. De totale boete kwam dus neer op 126 gulden, destijds een arbeiders jaarloon !
Dat het plakkaat ieder jaar werd afgekondigd, was met het oog op de smoes van overtreders, dat ze niets van zo’n verbod afwisten. Door die jaarlijkse afkondiging kon niemand nog onwetendheid veinzen.
Interessant!