Bijenteelt concentreerde zich op hoogveen en heide
Geplaatst op: 21 januari 2019 Hoort bij: Geschiedenis 3 reacties
Aantallen korven met bijen per gemeente, 1866. Bron: Gemeenteverslagen, RHC Groninger Archieven 1099-8117 e.v.
Tussen 1866 en 1906 vermeldden de Groninger gemeenten in hun gemeenteverslagen de aantallen bijenkorven van hun eigen inwoners. Voor het eerste jaar heb ik de aantallen in kaart gebracht.
De dertien gemeenten die geen opgave van het aantal inheemse bijenkorven verstrekten, kregen op het kaartje geen bolletje van me. Driekwart van die gemeenten motiveerde het verzuim met de mededeling dat er geen bijenteelt was. Haren, waar je juist wel enige bijenteelt mocht verwachten, deed helemaal geen opgave in 1866, maar schreef in 1867: “Bijenteelt wordt hier niet anders uitgeoefend, dan door eenige liefhebbers in het klein”. Professionele imkers waren er dus niet in Haren.
De gemeenten tot 100 korven voorzag ik van een wit bolletje. Net als de gemeenten zonder opgave van cijfers komen deze het meest voor in het noordelijk Westerkwartier, De Marne, Hunsingo en noordelijk Fivelingo. Afgezien van het Lageland lag dat niet aan een gebrek aan drachtplanten, eerder aan afkeer en angst voor de angel.
Aan de randen van het grote bijenloze en bijenarme gebied zijn gele bolletjes te zien, daar trok de bijenteelt al wat meer. De oranje bolletjes staan voor een middencategorie: gemeenten met 200 à 500 korven. Deze trof je vooral in het Oldambt en noordelijke Westerwolde aan. De subtop, met rode bolletjes die staan voor 500 tot 1000 korven, zat vooral in het zuiden van het Westerkwartier. De gemeenten met de meeste bijenkorven, die de paarse bolletjes kregen, moet je echter zoeken in het zuidoosten van de provincie, in de Veenkoloniën en Westerwolde. Op de rij af vanuit het westen: Veendam (1282 korven), Nieuwe Pekela (942 korven), Vlagtwedde (1860) en Onstwedde (911). De absolute topgemeente qua eigen bijenteelt was echter de grote gemeente Slochteren, met maar liefst 2890 korven. In Slochteren zoemde het, in Slochteren zat de buzz.
Conclusie: waar nog hoogveen met heide was en die heide samen met boekweit in de nazomer de nectar verschafte, had je veel meer eigen bijenteelt dan op de klei met zijn koolzaad en klaver in het voorjaar en de voorzomer. Het beeld, opgeroepen door de Staat van den Landhuishouding, wordt hiermee bevestigd.
Uitheemse bijenvolken telden niet mee. Toch wijdden een stuk of wat gemeenten daar wel woorden aan. Het betrof deze vijf: Baflo, Warffum, Usquert, Uithuizen en Uithuizermeeden, nu een rijtje stationsplaatsen op het Hogeland. Deze vijf hadden allemaal jonge polders langs de Waddenkust met veel koolzaad. Drie van de vijf deden geen opgave van het aantal bijenvolken, omdat er, zoals ze zeiden, helemaal geen bijenteelt was. Uithuizen gaf 59 korven op en Uithuizermeeden slechts 1 (!). Al met al dus nogal karig. Dat werd echter gecompenseerd door Drentse imkers, die in deze gemeenten in het voorjaar hun bijen op het bloeiende koolzaad kwamen zetten. In Warffum en Usquert waren het enkele en in Uithuizen enige; in Uithuizermeeden daarentegen, ging het om vele. Naar het oosten namen de aantallen Drentse korven dus toe.
Overigens blijkt uit de gemeenteverslagen van Oude Pekela en Eenrum dat de bijenteelt er verminderde. De Staat van den Landhuishouding constateerde in 1818 al een achteruitgang voor het kleigebied.
In het overgrote deel van Groningerland vormde het bijenhouden een liefhebberij. Zelfs in een topgemeente als Onstwedde waren er slechts enkele semi-professionele imkers. Mogelijk zat er ook eentje in Appingedam. Echte profs, met 150 korven of meer, zullen er alleen in de paarse gemeenten hebben gezeten, Slochteren voorop.
—
De gegevens van alle Groninger gemeenten op een rij, naar aantallen korven:
GEMEENTE | AANTAL KORVEN BIJEN | OPMERKINGEN |
Slochteren | 2890 | |
Vlagtwedde | 1860 | |
Veendam | 1282 | |
Nieuwe Pekela | 942 | |
Onstwedde | 911 | “Weinige ingezetenen dezer gemeente zoeken in de bijenteelt een middel van bestaan. Er worden slechts enkele gevonden die bijen vluchten houden, maar doen zulks als een bijkomende zaak.” |
Leek | 650 | |
Wildervank | 627 | |
Marum | 570 | |
Scheemda | 444 | |
Finsterwolde | 334 | |
Midwolda | 281 | |
Oude Pekela | 260 | “Sommige personen houden zich hier nog met de teelt bezig (…), uit hoofde men van hier te veel met de korven moet reizen, eerst naar de klei en om de koolzaad en dan naar Westerwolde om de boekweit.” |
Grootegast | 230 | |
Wedde | 227 | “Op de bijenteelt legt men zich hier niet veel toe.” |
Zuidbroek | 220 | |
Noordbroek | 207 | “Slechts door eenige personen als bijzaak uitgeoefend, Het getal dier personen bedroeg 11.” |
Sappemeer | 195 | |
Bierum | 193 | |
Meeden | 184 | |
Termunten | 181 | |
Muntendam | 148 | Hier alleen liefhebberij. |
Bellingwolde | 141 | |
Grijpskerk | 130 | Wordt weinig en enkel uit liefhebberij gedaan. |
Nieuwolda | 128 | |
Eenrum | 122 | “De bijenteelt vermindert.” |
Oldekerk | 120 | “Bijen worden hier slechts bij enkele korven uit liefhebberij aangehouden.” |
Appingedam | 105 | Er zijn in deze gemeente slechts twee bijenhouders. |
Bedum | 86 | |
Aduard | 84 | De bijenteelt is hier van geringe omvang en bij velen een onbekende zaak |
Hoogezand | 79 | Bijenteelt is hier “in zeer geringe mate”. |
Winschoten | 79 | “De bijenteelt betekent hier weinig” |
’t Zandt | 76 | “De Bijenteelt is van weinig beteekenis.” |
Zuidhorn | 75 | “De bijenteelt wordt alhier meest uit vermaak aangehouden.” |
Uithuizen | 59 | “Wordt hier weinig gedreven. In den regel komen hier eenige bijenhouders uit de provincie Drenthe welke gedurende den bloeitijd van het koolzaad hunne bijenkorven bij sommige landbouwers plaatsen.” |
Noorddijk | 53 | Heeft hier weinig of niet plaats. |
Hoogkerk | 50 | “De bijenteelt is hier van geene beteekenis.” |
Ulrum | 41 | De bijenteelt is in deze gemeente van weinig belang. |
Groningen | 22 | |
Loppersum | 18 | |
Nieuweschans | 9 | |
Kantens | 7 | “Is hier niet van beteekenis.” |
Ezinge | 6 à 7 | “Aan bijenteelt wordt hier weinig gedaan. 6 à 7 stuks korven telt men in deze gemeente, welke aan vier eigenaars toebehooren…” |
Stedum | 3 | “Bijenteelt wordt hier in de gemeente niet gedreven, slechts één persoon houdt drie korven voor zijn genot.” |
Uithuizermeeden | 1 | “De bijenteelt wordt hier zeer weinig gedreven. Daarentegen komen hier vele Drentsche bijenhouders gedurende de bloeitijd van de koolzaad…” |
Adorp | – | Hier niet uitgeoefend |
Baflo | – | “Bijenteelt heeft in deze gemeente niet plaats, behalve door Drenthenaren die telkens voorjaren hier komen en tegen het najaar de ten deele gevulde korven weder met zich voeren.” |
Beerta | – | |
Delfzijl | – | Bijenteelt heeft men hier niet. |
Kloosterburen | – | Dit jaar geen bijenhouders hier aangetroffen. |
Leens | – | Van bijenteelt wordt hier in de loop van dit jaar geen gebruik gemaakt. |
Middelstum | – | |
Oldehove | – | Bijenteelt is hier niet. |
Ten Boer | – | |
Usquert | – | “De bijenteelt wordt hier niet uitgeoefend dan door enkele bijenhouders uit Drenthe.” |
Warffum | – | “De bijenteelt wordt hier niet uitgeoefend dan door enkele bijenhouders uit Drenthe.” |
Winsum | – | “Bijen worden hier niet gehouden.” |
Haren | Geen opgave | 1867: “Bijenteelt wordt hier niet anders uitgeoefend, dan door eenige liefhebbers in het klein.” |
Je kan het dus ook omdraaien en zeggen waar koolzaad, boekweit en heide aanwezig zijn in meerdere of mindere graad, is er bijen activiteit. Want zonder dat is er geen ( honing) zaak. En niet te vergeten de bestuiving voor andere rondom liggende flora.
Als je de opmerkingen leest was bijen houden vooral het werk van Drentse nomaden, die reisden wat af met hun korven. Boekweithoning is (vind ik) superieure honing, helaas niet veel meer te koop omdat niemand nog boekweit eet. Maar die Drentse bijen moesten natuurlijk ook eten als de boekweit en de heide nog niet bloeiden dus dan de hele handel maar verhuizen naar de koolzaad/klavervelden. Omgekeerd gebeurde dat dus blijkbaar niet. Waren de bewoners van de kleigebieden soms zo welvarend dat al dat gesjouw met die korven de moeite niet waard was?
Ik denk dat dat meespeelt, Er was ook migratie andersom, maar veel minder, omdat ze bij de kust nu eenmaal zelf veel minder bijen hadden.
Mijn grootvader afkomstig uit Finsterwolde en daar al bijen houdend (en veel ook), ging later vanuit Uffelte en Havelte met een boerenwagen naar Finsterwolde om ze daar op de koolzaad te zetten.