Jan S. Niehoff – Kustvaarders Kladjournaal

kustvaarder-op-zomerpostzegel

eentonig, op ‘n gestolen melodie

Uren slingeren in ballast:
uitschuimende baan
over rollende bergen
op loodskotter aan.
Overwerkt, ongeschoren,
scherven in de kombuis
… zwiepen tros om een bolder,
klein in havengedruis.

Neongeschitter
hangt lokkend en sterk
om Antwerpens kroegen
na water en zwerk.
Ze laten diner voor
madammekes staan
ze laten er schepen
en gage voor gaan.

Hun scheepjes zijn speeltuig –
de zeegang is echt,
hoe goed hun bedoeling,
’t verleden vrij slecht.
Als de dag komt te sterven
keert hun hart in berouw
tot de grootmoed der sterren
en een brief van de vrouw.

Nacht spreidt zijn mantel
– de motor zwoegt voort –
om schoorsteen en masten,
om dekhuis en boord.
Zie de boeggolven vuren
met driftig blauw licht
tegen naderend stormtij
avondeinder trekt dicht.

In ’t gelige schijfje
dat plakt op de roos
verschijnen de streken
en dralen een poos.
Matroos duwt wat spaken:
ze schommelen weer heen.
Hij ’t schip aan een touwtje –
God de zee er omheen.

De Norfolkse stadjes
komen op langs de kust
als kleine gesternten
en gaan weer in rust.
Zo te varen – o, vreugde!
de wacht bijna vol
vier uurtjes voor stuurman,
wij onder de wol.

Men heeft ons in Gävle
van goudgekleurd hout
met wammelende winches
een deklast gebouwd.
Die ligt in zijn sjorrings
over ’t gangboord gestouwd,
die ligt in ons handen
zo vast, zo vertrouwd.

Ruïne van Borgholm
beheerst het gezicht.
Haar vensters en torens
in wisselend licht
van wolken en zonne
staren troosteloos uit
naar Waldemars ridders,
naar steekspel en luit.

De geest van een regnum
in Baltische trant
huist machtig rond Kalmar
en ’t donkere land,
legt zelfs om ons vaartuig
zijn zwijgende ban –
maar stuur leest de log af
en weet er niet van…

Weg, meiskes van Skåne,
boei drie ligt vér voor
zijn gaspit komt dansend
aan stuurboordzij door.
Een verhaal van de meester
dat geen sterveling gelooft
en het vuur van Sandhammren
wiekt boven ons hoofd.

Tere eilanden drijven
rond grasgroene Sont
of wreedheid noch onlust
dit eden ooit schond.
Deense houtjammers deinen
kuis zich bergend in zeil,
waar hun archipel afbreekt,
dramatisch en steil.

Old Englands loodsen:
koel, zoals ’t hoort,
Niels Svensson met strepen
en smetteloos boord.
Cuxhaven: een ringbaard,
wat rauw op de tong:
“Röt zummer hè Capt’n?
Beetje bakboord mien jong…”

Zo, gerwapend met wrijfhout,
paralellineaal,
getijboek en stroomkaart
en ’t Gronings als taal
zijn ze onbewust zoekers
naar een grootheilig land
doch ’t leeft onder hun voeten
als een sluimerend pand…

SAMUEL
stuurmansleerling

Begin jaren 50 voer Jan Samuel Niehoff geruime tijd mee op een Groninger coaster. Op basis van zijn ervaringen als matroos en stuurmansleerling schreef hij dit lange gedicht, dat verscheen in Der Clercke Cronike van 28 september 1951. Het geeft heel mooi de sfeer op zo’n schip weer en behoort volgens mij tot zijn allerbeste werk. Des te vreemder is het dat Niehoff juist dit stuk nooit recyclede, terwijl hij dat wèl deed met allerlei andere, mindere gedichten van hem. Vandaar dat ik zo brutaal ben, het hier te plaatsen. Misschien kan iemand het eens in ‘t Gronings vertalen, want daarvoor leent het zich volgens mij ook uitstekend.


Beelden van Jan S. Niehoff

Naast schoolarts, publicist, actievoerder en dichter was Jan S. Niehoff nog beeldend kunstenaar. Sinds hij enkele jaren als lichtmatroos en stuurmansleerling gevaren had, rond 1950, bleef hij gefascineerd door schepen en dat is aan veel van dat werk te merken  Bijvoorbeeld aan dit silhouet, gesneden of gezaagd uit een dunne houten plaat:
dsc01010
Stijlvast was hij niet, van medicijndoosjes maakte hij architecturale vormen:
dsc01011-was-0995
Nog een zeilschip, van hout, zinken? plaat en aluminium strips:
dsc01014
Mensen die elkaar vasthouden, geabstraheerd, uit hout; een beeld dat me vaag deed denken aan Bro Bro Brille:
dsc01015-was-0981
Deze beelden zijn waarschijnlijk nooit eerder geëxposeerd. Dit en ander werk van Niehoff is vanaf vandaag te zien in de ontvangsthal van RHC Groninger Archieven, Cascadeplein 4.

 


Jan S. Niehoff en de Winschoter Courant

Begin jaren 70 ontpopte Jan S, Niehoff, schoolarts te Appingedam, zich als actievoerder tegen het Plan Kikkert dat van een groot deel van Westerwolde een militair oefenterrein wilde maken:

“Dikwijls vielen me ’s avonds laat nieuwe argumenten tegen het oefenterrein in; ik ordende ze dan in een krantenartikel. Hiermee reed ik meermalen tegen middernacht naar Winschoten om het daar in de brievenbus van de Winschoter Courant te deponeren. Dat – progressieve – blad bestaat helaas niet meer, het had toen om en nabij de 30.000 abonné’s. Door zijn felle weerstand tegen het plan-Kikkert en als klankbord heeft het ons veel steun verleend. In dat opzicht is het jammer dat veel kleine maar gezaghebbende bladen als de Winschoter zijn opgegaan in grotere, die in controversen als deze de wederzijdse belangen ontzien, vaak voorzichtig-neutraal reageren of ze uit de weg gaan.”

Uit: Jan S. Niehoff, Memoires (Bedum 2015) 85.


Museum Appingedam andermaal bezocht

Na zeven jaar werd het ook wel weer eens tijd om het Museum Stad Appingedam opnieuw te bekijken. Ik kreeg er een rondleiding van vrijwilliger Henk Bolt. En zag andere dingen dan de vorige keer.

Schippersklokje uit de zeventiende eeuw (met een enkele wijzer):

Krukje met gereedschap in de koperslagerswerkplaats, onder in de kelder:

Kanonnetje dat tevoorschijn kwam bij een opgraving op het terrein van de voormalige borg (Oost-)Snelgersma; de wielen zijn er naderhand bij gemaakt:

Bord met de namen van de Damster beurtvaarders op Amsterdam, 1696. Als iemand onderweg was, kwam er een stop in zo’n gaatje rechts:

Jan Gewald (1840-1921?), de blinde stadsomroeper van Appingedam, met zijn vrouw die hem altijd begeleidde en waarschijnlijk ook souffleerde, want bij het memoriseren van de om te roepen boodschappen ging er natuurlijk wel een iets mis:

Raampje met gebrandschilderd glas dat me sterk deed denken aan soortgelijk werk uit 1718 op het koor van de kerk in Noordwolde:

Tegeltableau met schaap (volgens mij zeldzaam, gewoonlijk zie je koeien en paarden, maar geen schapen):

Vrouwenfiguur op een vroegmoderne schouw:

Op zolder het uithangbord van een lokale schoenenwinkel:

In een van de kamers hangt en staat werk van Jan S. Niehoff, dat me deels bekend voorkwam. Zo niet dit aardige wintertafereeltje:

Karel Arkema (1901-1964), De pastorie van Solwerd:

Sip Hofstede (1948-2019), Wijkstraat Appingedam:


Gemengde herinneringen aan de Drachtster tram

Tramrails bij Peizermade (2008).

Restanten van de trambrug over  ’t Oude Eelderdiep bij Peizermade (2008).

Voor Jan S. Niehoff (1923-2014) vormde Roden, waar hij rond zijn tiende, elfde ’s zomers bij zijn oom logeerde, een soort van “droomwereld”. Ver van tevoren keek hij al naar die logeerpartijen uit:

“Het bijzondere begon al met de reis per tram (niet: trem!) die, heel anders dan de trein midden door de bewoonde wereld liep, rakelings langs de bomen van de weg, waarover de rook zwierde, de rook, waarvan de zwavelgeur door de openstaande luikjes met geel glas in een verhoging van ’t witte plafond de coupé binnendrong. Een kartonnen bordje “Niet Spuwen” boven de deur, dat heftig ging slingeren als de tram met zangerig wielgeluid een bocht nam.”

Naast zijn oom woonde het gezin van de Roder gemeentesecretaris. Met diens zoon Ids was de jeugdige Niehoff bevriend:

“In hun huis heerste een melancholieke sfeer, die ik later kon duiden, nadat ik vernam, dat ze niet lang voordien hun oudste kind Albert hadden verloren: hangend buiten een balcon van de tram was hij, op reis tussen de school in Groningen en Roden met het hoofd tegen een boom geslagen. Sindsdien hadden voor mij die voorbijschietende bomen iets boosaardigs.”

Een krantenbericht over dat gruwelijke ongeluk kwam ik een hele poos geleden al eens tegen. Het gebeurde op 12 mei 1934 bij Peizerwolde. De jongen, 17, was vrijwel op slag dood. Wat een drama moet dit geweest zijn voor die ouders.

Bron: Brief (in concept of afschrift) van Jan S. Niehoff te Appingedam aan Peter van der Velde te Roderwolde, zomer 1998. In: RHC Groninger Archieven, Toegang 2966 (archief Jan S. Niehoff) inv.nr. 1.


Aan de dood ontsnapt bij Ouessant

Herinnering aan een coastertrip in de jaren 50:

“Onze reis werd door de weergoden niet begunstigd: Ouessant, het eilandje dat met een sterke vuurtoren wacht houdt voor Bretagne’s westpunt, lag dik ingepakt door mist, erlangs loopt een drukke vaarroute, dus trachtten we van tijd tot tijd de wattige stilte te splijten door fluitstoten. Niettemin doemde plots een duister gevaarte voor ons op: met onaandoenlijke kluisgaten staarde het over ons heen. Het reuzenschip scheen maar niet op te houden en voor ons net op tijd om er vrij van te lopen, zagen we de ronding van z’n kont, waarachter de mist zich onmiddellijk sloot. “Dat was ‘m”, zei de kapitein effen. “D’r hoefde geen verrekijker bij.”

Uit: Jan S. Niehoff, Memoires (Bedum 2015) 48.