De boerderij van Grutte Pier

Vorige maand brandde bij Den Horn een boerderij af, niet per ongeluk maar expres, voor opnames namelijk van de openingsscènes van Grutte Pier, de TV-serie. Naderhand sprak de Dierenpartij schande van deze cinematografische pyromanie, want er zouden vleermuizen, zwaluwen en kleine zoogdieren hebben gehuisd in en om het pand, dat al meer dan een halve eeuw onbewoond was. Ecoloog Jan Doevendans, die namens de provincie vooraf ter plaatse onderzoek had gedaan en zulke beestjes er niet aantrof, ontstak vervolgens in woede wegens de eerrovende implicatie als zou hij zijn werk niet goed hebben gedaan.

Bij alle commotie vroeg ik me steeds weer af waar die boerderij in kwestie toch in vredesnaam kon liggen. In de buurt van het spoor Groningen-Leeuwarden, werd gezegd, maar daar kende ik eigenlijk maar één enkele boerderij en die is wel degelijk bewoond (door mensen). Maar vandaag kwam me dan een adres ter ore: Hogeweg 12.

Dat ik de boerderij niet kende, is niet zo vreemd: vanaf de Hogeweg zie je er alleen maar een bosje. Van die kant af moet je inderdaad het spoor over, op een plek waar tientallen jaren geleden nog een spoorwegovergang lag, die allang buiten gebruik is gesteld. Hier heb je de locatie van de boerderij (in de oranje cirkel) op de topografische kaart:

Ter oriëntatie links de Hogeweg, onderin beeld de lintbebouwing van Den Horn en uiterst rechts omhoog de Langeweersterweg (alles rood). Vanaf linksboven loopt kruislings de spoorlijn dwars door het beeld naar rechtsonder. De oude ree of toegangsweg naar de boerderij is ook nog goed te zien. Het heem ligt een halve meter tot een hele meter hoger dan de omgeving en het grenst, zoals ook andere huisplaatsen hier meer naar het noorden, aan een heel interessante, brede meanderende sloot.

Ik zou het hier eerder Hoogemeeden willen noemen dan Den Horn, maar kan me voorstellen dat die eerste naam, hoewel veel ‘weidser’, te obscuur was voor de media.

In het licht van de dierendiscussie en meer nog Grutte Pier vind ik een andere oude naam hier trouwens ook wel toepasselijk: polder de Kriegsman. Ooit stond bij de Weersterweg, in het zuiden, een watermolen De Kriegsman – daar was die polder naar genoemd. Wie weet zat er ooit een bord op met een beeldmerk: een kloeke en kordate krijgschman die in de verre verte wel wat aan Grutte Pier deed denken.

Met dank aan M.

 


Rodermarkt zorgde voor filevorming tot in Enumatil

Enumatil, de positie van het smidshuis of de smederij waar de botsing plaatsvond. Bron: http://www.hisgis.nl

Dat het rond 1800 na een Zuidlaardermarktdag “onbegrijpelijk druk” was tussen Zuidlaren en de stad Groningen, kan de lezer hier vinden. Maar dat er destijds na een Rodermarkt zelfs filevorming van rijtuigen tot in Enumatil optrad, was me tot nu toe ontgaan. Kennelijk vormde de brug over het Hoendiep daar een bottleneck – dat blijkt althans tussen de regels door uit het verhaal dat Jacob Schuiringa begin 1804 deed bij de drost van het Westerkwartier.

Deze Garnwerder boer had ruim drie maanden eerder, op 27 september 1803 zijn “horensche wagen” (een licht rijtuig) meegegeven aan zijn knechten, meid en dochter, die ermee naar de Rodermarkt reden. Ze zullen er wel heengegaan zijn via Oostum, Aduard, Hoogemeeden, Den Horn, Enumatil, Pasop, Midwolde en Leek, een afstand van zo’n 25 kilometer. Op de terugweg via dezelfde route, maar dan andersom, kwamen ze echter in een file terecht:

…in de weeromreis gekomen aan Enumatil, en de weg aldaar geheel gestopt zijnde door de veelvuldige rijtuigen welke daar tegenswoordig waren, zodat zijn knegten met de wagen moesten blijven staan tegen het huis van de smit wonende op Ematil, dewijl het onmogelijk was door de veelheid der rijtuigen welke hier stil stonden om verder te komen, is Harm Jacobs, woonagtig op de Hogemeeden, met een boerewagen van agteren aan komen rijden en niet langer die geschiktheid willende gebruiken om te wagten totdat de voorste rijtuigen opschikten, is hij met zijn boerewagen neffens de onze gereden en tegens ons horensche wagentje met een force erin gejaagt dat het stel benevens de dusselboom en meer aan onzen wagen is gebroken en dus onbruikbaar geworden…

Waarschijnlijk was Schuiringa intussen voor het regelen van de schade wel even  langsgeweest bij zijn collega Jacobs, maar had die geen sjoege gegeven. Daarom stapte Schuiringa naar de drost, met het verzoek Jacobs te dwingen om de herstelkosten van het wagentje te voldoen. Schuiringa benadrukte daarbij nog eens, dat het niet aan zijn mensen lag,

daar het voor zijn volk onmogelijk was om verder te rijden door de verstoptheid der rijtuigen.

De drost agendeerde een hoorcommissie, maar of en hoe Jacobs zich daar verweerde is helaas onbekend, omdat er geen commissieboek over deze periode in het rechterlijk archief zit. Desalniettemin: er stond in 1804 een file voor de brug in Enumatil. Stel je eens voor.


Bron: RHC Groninger Archieven, Toegang 735 (archief gerechten Westerkwartier) inv.nr. 724: rekesten aan de drost, die van woensdag 11 januari 1804.


De Lagemeedster parkeerkwestie

Nog steeds ligt er midden in het land van het afgelegen Lagemeeden een eenzaam kerkhof. Tot diep in de negentiende eeuw stond daar een middeleeuws kerkje op, zo eenvoudig dat het zelfs geen toren had.

Op deze kerkverlaten plek is drukte onbekend. Hoogstens pruttelt er een paar maal per dag een tractor voorbij. En toch is het ooit wel eens anders geweest. Zo heeft zich hier in 1793 een ernstig parkeerconflict voorgedaan.

Op zaterdag 3 augustus dat jaar diende Cornellis Bolt namens twaalf ingezetenen van Hoogemeeden, “behorende ter kerke, welke op de Lagemeden is staande”, een verzoekschrift in bij het gerecht van Vredewold. Als de toestand van de wegen het toeliet, zo schreven Bolt c.s., dan reden ze “ter meerder gemak soo voor hun selvs als vrouwen en kinderen” met hun rijtuigen naar die kerk. En “zedert ondenklijke tijden” hadden ze dan het recht om

“geduirende de predikatie hun wagen en paarden te bergen op het hiem van Gerrit Luitjens, zijnde een pastoriemeyer, het naast aan deselve kerk wonende…”

Het kunnen parkeren bij deze buurman van de kerk, die zijn land van de dominee pachtte, was voor de Hoogemeedsters “van het uiterste belang”, zo zeiden ze,

“doordien er geene herberge daar ter plaatze word bevonden, en ook geen andere gelegenheijdt is om hunne paarden en wagens elders te bergen.”

Hoewel Bolt c.s. meenden dat Gerrit Luitjes absoluut geen nadeel kon ondervinden van dit ”reght”, was Luitjes kort voordien zo onvriendelijk geweest, ze dat recht te ontnemen, en het stallen van hun paarden en wagens op zijn heem te verhinderen. Dit moest, zo meenden de Hogemeedsters, wel voortkomen uit “een misverstandt en verkeerde opvatting”. Ze vertrouwden erop, dat het gerecht Luitjes’ bezwaren gemakkelijk zou kunnen wegnemen. Omdat de Hoogemeedster kerkgangers alleen een rechtszaak wilden beginnen als het echt niet anders kon, verzochten ze de grietman (rechter) om diens bemiddeling. Aan hun acute “ongerijv” moest liefst zo snel mogelijk een eind komen.

De grietman vroeg om de zienswijze van Gerrit Luitjes. Die bleek het volstrekt oneens met die lui van Hoogemeeden. Hij weigerde inhoudelijk op hun verzoekschrift in te gaan, maar was benieuwd naar het bemiddelingsvoorstel van de grietman.

De grietman stelde voor dat de pastoriemeier de Hoogemeedsters weer toestemming zou geven voor het parkeren van hun rijtuigen op zijn erf tijdens godsdienstoefeningen, “mits zij die plaatz met palen en staketten afschutten, opdat hem geen schade of overlast geschiede”. Bovendien zouden ze hem jaarlijks 4 ducatons voor de collectieve parkeervergunning moeten betalen.

Dat bedrag kwam neer op 12 gulden en 12 stuivers, dus 1 gulden en 1 stuiver per jaar voor iedere ondertekenaar van het verzoekschrift, of nog geen halve stuiver per zondag. Maar als er werkelijk sprake van een gewoonterecht was, zoals de Hoogemeedsters aanvankelijk beweerden, dan kregen ze hier toch wel wat te slikken. Zij namen dan ook “geen genoegen” met het voorstel van de grietman, en dat deed Luitjes evenmin, zodat de grietman nog weer eens opnieuw een verzoeningssessie agendeerde, terwijl hij beide partijen aanbeval, “zig hyr op te beraden”.

In die tweede zitting, op 8 oktober, bleek dat de kerkgangers van Hoogemeeden wel een hek om de parkeerplaats op Luitjes’ erf wilden zetten, “maar dat zij er niet toe konden resolveren om daar en boven enig geld te geven”. Luitjes deed net of dit hem hogelijk verbaasde. Hij van zijn kant voelde er niet voor “om een last op sijn gebruikende plaats te halen”.

Hierop deelden die van Hoogemeeden mee dat ze hun verzoekschriftprocedure niet wilden doorzetten. Ze zouden de kosten betalen en kijken of ze hun recht op een andere manier gingen halen.

Noch bij het gerecht van Vredewold, noch bij de Hoge Justitiekamer zijn ze zo’n proces begonnen. De Lagemeedster parkeerkwestie raakte finaal in de vergetelheid, tot nu.

Bronnen:

  • Groninger Archieven, Toegang 135 (Gerechten Westerkwartier) inv.nr. 98: rekestboek Vredewold, notities d.d. 3 en 10 augustus 1793; idem inv.nr. 95, rechtdagenprotocol Vredewold, 24 september 1793 (fol 502-503) en 8 oktober 1793 (fol 509-510).
  • Over de kerk van Lagemeeden: Jan Oldenhuis, ‘Lagemeeden, een merkwaardige plek voor een kerk’, Stad & Lande 2010-4, p. 41-43.


Open Monumentendag: wat kerken, wat boerderijen en een smederij

Bij de suikerfabriek zag het er even heel onvriendelijk uit en heb ik een kwartiertje onder een boom staan schuilen:

Allereerst de kleine boerderij Hoogemeeden aan de Weersterweg bekeken:

Hoog op de voorgevel, onder de zolderraampjes, zit een afgesleten gevelsteen waarop nog net het jaartal 1618 te zien is:

Dat jaartal zit ook gekerfd in een teruggevonden plank aan de keukenschouw:

Op naar Zuidhorn:

Aan de Zuiderweg ligt de boerderij Pabema (tevens erfgoedlogies). Dit is de voorkamer:

En dit de keuken, die sterk lijkt op die van de Menkemaborg:

Het bruggetje voor de achteringang:

Er leidt een klinkerpaadje heen, omzoomd door enorme geschoren hagen:

Niet op mijn planning, maar wel heel aardig: smederij Poort in het centrum van Zuidhorn. Dat lelijke buizengeval voor de gevel is een noodstal voor het beslaan van paarden:

Binnen was de smid – afkomstig uit Niekerk – bezig met het maken van een beitel:

De man legde graag uit:

Benodigdheden:

In de belendende schuur stond een vrij omvangrijke verzameling oude brommers, zoals deze Kreidler Florett (meen dat mijn vader begin jaren 60 ook nog op zoeen heeft gereden):

Email reclamebord voor Philips radio:

Aan de Zuidhorner Gast eindelijk eens in de katholieke kerk geweest, met name voor dit magnifieke altaar uit het eind van de zeventiende eeuw dat oorspronkelijk van de Jezuietenstatie aan het Hoge der A in de stad Groningen was:

De bovenkant met de Heilige Maagd, het kindeke Jezus en engelen met bazuinen:

Kruisafneming:

De hervormde kerk van Noordhorn – houtsnijwerk herenbank, mogelijk gesneden door Jan de Vrij, met het wapen Geertsema:

Dit gaat door voor een zeepaard, wegens de zwemstaart:

Een gevalletje funeraire kindverlating – het wapen op de grafsteen voor de kinderen van jonker Ebel Wckama (1590), die zelf begraven werd in Oldekerk:

Weer buiten – bovenop de toren:

Op goed geluk nog even naar Niekerk geweest om te kijken of de kerk nog open. Helaas, die bleek om kwart over vier al dicht. Via de Maarsdijk terug. De hele middag mooi weer gehad, maar bij de Dijkstreek onder Enumatil leek me een bui me toch nog te achterhalen:

Het viel mee, de bui zette koers op Den Horn, Hogemeeden en Aduard en liet daar wat vrachtjes water los:


Rondje Ezinge

Bloemenzee bij de Westpoortbrug:
2014-07-27 003
Het zag er even dreigend uit bij Hoogemeeden:
2014-07-27 008
Bij Ezinge – gedwongen gespeend kalf met aantrekkelijke neus voor vliegen:
2014-07-27 015
Stoppelveld bij Ol Diek onder Ezinge:
2014-07-27 022
Joeswerd, de molen van Feerwerd:
2014-07-27 023
Ooievaar bij Harssens:
2014-07-27 032
Zo ver noordelijk had ik nog geen ooievaar gezien – al fouragerend kwam hij steeds dichterbij:
2014-07-27 045
Gehakkelde aurelia op pruimenboom bij het crematorium:
2014-07-27 049


Quatre Bras – steeds meer gericht op de automobilist

Als mijn grootvader ons in de zomervakanties met zijn Ford Anglia of Cortina naar Feerwerd bracht, dan reed hij altijd over Den Horn, Hoogemeeden en Aduard. Vlak voor Aduard lag een viersprong, met daarbij een café dat Quatre Bras heette. In die naam resoneert uiteraard de heldenmoed van de Prins van Oranje anno 1815. Hoe dan ook, mijn opa sprak de naam met enig ontzag uit. Quatre Bras was toen, medio jaren zestig, al een chauffeurscafé en vaag herinner ik me wapperende vlaggen.

Ik heb nu vier verschillende suikerzakjes van dit établissement, maar er zijn nog meer bewaard. In de horeca met zijn wisselvalligheden legt men geen overdreven grote voorraden aan en periodiek vond er dus een herbestelling van suikerzakjes plaats. Het ontwerp werd dan aangepast aan de wensen van de uitbater.

Helaas staan er geen jaartallen op de suikerzakjes, je moet ze dus zelf op volgorde plaatsen. Maar als je goed naar de plaatjes kijkt, vind je aanwijzingen genoeg.

Dit is waarschijnlijk het oudste exemplaar. Wat voor naam er op de zijgevel staat is onduidelijk. De handgeschreven lettertjes onder het prentje zullen van de tekenaar zijn. Voor het pand bevinden zich lage heesters, in hun rij zit een brede doorgang naar het uitbouwtje met de entree. Aan de rechterkant van het middengedeelte hangt nog een uithangbord. Let vooral ook even op de schuur rechts:

Geplaatst op 16 juli 2009  quatre a

Bij nummer 2 – uit het in 1962 aangelegde plakboek – is die schuur namelijk verbouwd. De deur rechts maakte plaats voor een veel grotere deur links. De schuur is met andere woorden een garage geworden. Het uithangbord verdween, maar er kwam een op veel grotere afstand zichtbare vlaggemast voor in de plaats. De heesters rechts zijn ook weg en de niet meer handgeschreven tekst rept van een “grote parkeergelegenheid”. Om de ruimte rond het pand te benadrukken, is het in de illustratie meer naar achteren geplaatst:

Geplaatst op 16 juli 2009  quatre b

Er staat dan al café Hansen op de zijgevel, hoewel Quatre Bras nog even de naam op de suikerzakjes blijft. Op het derde, niet meer monochrome suikerzakje, waarvoor twee drukgangen nodig waren, staat er zelfs ‘internationaal’ bij geschreven. Dat er een “grote parkeergelegenheid” bij zit, krijgt in de belettering extra nadruk:

Geplaatst op 16 juli 2009  quatre c

Op het vierde suikerzakje heeft het café een nieuwe eigenaar gekregen: P. Postema. Deze noemt het café niet meer Quatre Bras, maar naar zijn voorganger café Hansen. De plaatsnaam Hoogemeden verviel, qua telefoon zijn er een nieuw kengetal en een nieuw abonneenummer en Postema biedt nu ook gelegenheid om in zijn pand te overnachten. De parkeergelegenheid wordt nu aangeduid met een bord, wat niet betekent dat Postema er minder nadruk op wil leggen, want de heesters zijn nu allemaal foetsie. Voor het eerst zijn er bovendien tegels zichtbaar en om de locatie voor passerende chauffeurs te accentueren zijn de belangrijkste stedelijke bestemmingen aangegeven met de afstand vanaf Groningen erbij:

Geplaatst op 16 juli 2009  quatre d

Conclusie: aan de hand van de suikerzakjes is mooi te zien, hoe café Quatre Bras bij Aduard zich in de jaren zestig steeds meer ging richten op het langskomende autoverkeer.