Een brandstichting in Darp, najaar ’71

We zien het witgeverfde achtereind van een rietgedekte keuterij. Erachter staat een zwarte schuur, waaruit een man in houthakkersshirt spullen overbrengt naar een Volkswagenbusje. Achter het erf staat een rijtje halfwas eiken met verderop land onder een dikke nevel.

In een volgende scène wrikt een jongen aan een kozijn bij de ingang van het boerderijtje, halverwege de zijgevel. Een man beukt er op in met een moker. Het bovenste deel van de zijmuur heeft hij al weg geslagen. Opgeschoten en wat kleinere jongens kijken toe hoe het hem afgaat, maar het kozijn geeft geen krimp. Kennelijk zit de zaak degelijker in elkaar dan gedacht. Dan zien we dat er een trekker bij wordt gezet, maar blijkbaar hoeft die toch niets te doen, want we zien geen ketting, touw of kabel en naderhand lijkt de zijgevel nog intact.

 De filmer gaat nu naar de voorgevel. Het huisje heeft wel wat van een ouderwetse  turfmakerswoning, is alleen hoger en heeft hoog in de gevel nog twee miniscule raampjes die zorgen voor toetreding van daglicht op de zolder of in een daar afgetimmerd slaapkamertje. De voordeur van ‘t keuterijtje staat open, daardoor zien we wat vlammetjes op de grond van de ruimte erachter. Kleine jongens kijken toe en gooien los hout op  het vuurtje in dit woongedeelte. Er komt een grotere jongen aanlopen met een jerrycan of groot verfblik, waaruit hij een plens brandbare vloeistof (benzine, petroleum?) op het vuur gooit. Dat laait nu hoger en hoger op, tot het de ramen en het dak uitslaat en het pandje finaal in lichterlaaie zet.

De filmer keert terug naar de zijgevel. Ook bij de krimp, waar wat jongens staan toe te kijken,  slaat het vuur nu door het dak heen. Intussen wordt het schemerig en donker. Toeschouwers lopen weg, maar een oudere man met een pet op en klompen aan blijft op zijn fiets geleund staan kijken, net als enkele opgeschoten jongens. Uiteindelijk resteert nog een in elkaar gezakte bouwval. Een van opgeschoten jongen toont trots enige bordjes  die vooraf van het pandje zijn afgehaald: “onbewoonbaar verklaarde woning”, “verboden toegang” en een huisnummer. Dat huisnummer houdt hij tussen zijn tanden, maar valt naar beneden.

Na een verdwaald shot van een roeiboot zien we nog hoe een familie de puinrestanten van de brand opruimt. Blijkbaar wil ze enkele goede stenen nog bewaren voor de tuin of zo, want die worden met een kruiwagen afgevoerd naar een plek buiten beeld.

Duiding

Het filmpje betreft een gedeelte van een veel langere privéfilm van een familie Staal uit de Collectie Overijssel, dat dit gedeelte beschreef als “beelden van de sloop en de brandstichting van een oude boerderij te Havelte in het najaar van 1971”. Vanwege die plaatsbepaling vroeg Aike van der Ploeg me of ik de beelden kende. Nee dus. Qua omgeving dacht ik aan de westkant van Uffelte, Holtinge, de kant van Wapserveen op, Darp of Busselte, maar toen ik mijn broers de link doorstuurde, bleek het al gauw om Darp te gaan. De heer Staal, eigenaar van het pand en waarschijnlijk de filmer, maar zelf ook even in beeld, was destijds gymnastiekleraar aan de Mavo op het Vledder in Meppel, waar twee van mijn broers ook op hebben gezeten. De locatie van het gesloopte en verbrande huis was, voor zover zich dat nu laat nagaan, bij de Darper ijsbaan in de hoek tussen de Ruiterweg en de Voorkamperweg (Abuis! – zie naschrift.). Naderhand, in het voorjaar van 1972, zette de familie Staal op het erf een nieuwbouwhuis neer, waarvan bij de Collectie Overijssel eveneens beelden te zien zijn. Waarschijnlijk hebben de Staals hier niet erg lang gewoond.

Bron kaartfragment: Topotijdreis.

In eerste instantie, nog zonder kennis van de context, vond ik het vrij brutaal en schaamteloos, zo’n brandstichting bij vol daglicht. En met het op het vuur gooien van benzine of petroleum, hadden die jongens lelijk op de koffie kunnen komen. Het keuterijtje was echter geen monument, maar een onbewoonbaar verklaarde woning. En gezien het publiek – oud en jong uit de buurt – was er ook niets geheimzinnigs aan. Misschien gaf de gemeente en/of brandweer er toestemming voor? Blijkbaar, want al is er geen brandweer te zien en het is moeilijk voor te stellen dat dit zonder haar voorkennis is gebeurd.

Toch blijft het een zonderlinge manier om van een woning af te komen. Een van mijn broers vroeg zich af of dit vroeger niet veel vaker gebeurde, maar ik heb er nooit van gehoord. Al kan ik het me wel voorstellen: het slopen verliep relatief snel en deze methode was ook een mooie oplossing als er ongedierte in de woning zat. In de brand was in zo’n geval uit de brand.

Naschrift 26 juli 2022:

Met het adres zat ik fout, meldde mij iemand uit de omgeving. Het was uiteind Veleweg aan de rand van de Wallingeres. Bij checken van een telefoongids op straatnamen van zo’n twintig jaar geleden op internet, bleek daar inderdaad een familie Staal te wonen. De website kadasterdata geeft vervolgens als bouwjaar van het pand het jaar 1972 op, wat overeenkomt met de film.

Naschrift 2, zelfde datum:

Nog even op Topotijdreis gekeken hoe lang hier gewoond werd. In 1911 verschijnt hier een woning, waarvan in 1926 een klein vierkant blokje met een andere oriëntatie overblijft. In 1933 wordt dat weer een veel groter pand. De opnieuw grotere nieuwbouw van 1972 dringt pas twee jaar later op de topografiche kaart door. De vrij jonge datering van de oudbouw laat zien dat die er in 1971 een 38 à 60 jaar had gestaan.


Een ooievaar op de Hondehoek

Meestal kijk je niet naar boven als je onderweg bent. Het is immers wel zo veilig om verdacht te zijn op tegenliggers, inhalanten, veel te breed landbouwmaterieel etc. Maar nu keek ik wel eens naar boven en had geluk. Op de boomstam die sinds kort gestript achter de boerderij op de Hondehoek staat, vanaf Lettelbert dichtbij Midwolde, stond pontificaal een ooievaar:

Hij stoorde zich niet aan mij en hield zijn blik gericht op de achterliggende wei- en hooilanden, richting ’t Leekster Hoofddiep:

Misschien checkte hij ook wel, of de paal een volgend jaar voor nestgelegenheid kon dienen:

“Misschien kan de eigenaar de boomstomp plat afzagen”, dacht de passant, “en er een wagenwiel op vastzetten”. Meestal houden ooievaars niet van al te veel drukte in de buurt, en de boomstomp staat vlakbij een interlokale weg, maar dit exemplaar leek me tamelijk onverstoorbaar.


Rondje Roden – Leek – Lettelbert

Onlanden – versleten dagpauwoog op Jacobskruiskruid:

Stenig rommelhoekje met kamille, op de achtergrond de Hooiweg naar Roderwolde:

Ruig slootje in pasgemaaid hooiland, Roderwolde:

De rogge, bijna maairijp:

Aan de andere kant van de Hooiweg zochten de koeien de schaduw al op (ca, 2 uur):

Foxwolde – opgesplitst graasfront:

Bloeiend aardappelveld bij de Drentse Wijk, Terheijl:

Een ontwerper van Jugendstil lampekapjes heeft goed naar deze bloempjens gekeken:

Blauwtje in de tuin van Nienoord, de eerste die ik ooit goed voor de lens kreeg:

On hetzelfde perk deze distels:

Bij de uitgestorven Lettelberterplas:

Ouwe dwars geplaatste paardenstal, te zien vanaf een dijkje bij die plas:

v


Roderwolde v.v.

Uitbloeiende braam, waterlelie, verlegen orchis en witrik:


Rondje Engelbert

Hoogkerk – paarden bij een brandnetelpol tussen het Hegepad en de Peizerweg:

Hetzelfde stel:

Heb dit jaar nog een paar keer Samson geroken, maar binnenkort zal het wel afgelopen zijn en wat gebeurt er dan met de fabriekspanden van Niemeijer tussen spoor en Paterswoldseweg?:

Hoornsediep:

Er moest een boot het sluisje in. De ruimte was krap en de betere stuurlui stonden weer eens aan de wal, dus het was vooruit en achteruit en passen en meten, waardoor een fietsersfile voor het sluisbruggetje ontstond:

Paterswoldsemeer:

Voorbij de molen lag een veld met vroege mosterdzaad (tenminste, dat denk ik dat het was). De grond is hier erg venig, dus niet optimaal voor zaad. Vorig jaar was er nog veel grondwerk hier in de omgeving. Is dat zaad dan spontaan opgekomen, of zou het een proefveld zijn om te kijken welk ras het het best uitvalt bij onderploegen als groenbemester?:

Bij de Waterhuizeweg werd vlakbij het Winschoterdiep een stuk vrij ruig grasland gemaaid. De tractorbestuurder hield voortdurend de deur aan de maaikant open en zodoende het aan snee zijnde gras in de gaten, mogelijk ook om geen vogels of jonge reeën te slachtofferen:

Bij het uiteind van de Oudeweg tussen Westerbroek en Engelbert wordt er gewaarschuwd voor mijn soort:

Mooi oud boerderijtje aan de Engelberterweg:

Euvelgunne – het melkstation van boer Diekhuus raakt weer overwoekerd:

Qua stokrozen gaat de Jacobstraat in de Oosterpoort het Garnwerder Brouwersstraatje achterna. Ziehier het voormalige winkelpandje tegenover de Alexanderstraat:


Rondje Wierdenland, Ezinge

Bij Dorkwerd – de brug bleek te smal:

Op een rommelbultje bij het Van Starkenorghkanaal:

Tamelijk grote zwam aan de voet van een boom bij Antum:

Voor het eerst dat ik deze opmerk in Aduarderzijl – het maakt deel uit van een stel en lijkt op een stuk borstwering van een boogbrug. Zandsteen, zo te zien achttiende-eeuws:

Fragment van de pendant:

Koeien op de Reitdiepdijk even voorbij Aduarderzijl:

Toegangshek tot de Allersmaborg:

Schuur tussen Allersma en Ezinge krijgt nieuw riet op het dak:

In Museum Wierdenland was nog net de tentoonstelling te zien over de opgravingen van de jaren twintig en dertig. Artist impression van Ezinge in de Middeleeuwen, met de nog complete wierde, een steenhuis en een standerdmolen::

Hoofdmoot vormden de opgravingsfoto’s – archeobaas Van Giffen (derde van rechts, met alpino) ontvangt enkele geleerde gasten:

De steilkanten van de vrij diepe put werden tegen het bepaald niet denkbeeldige instortingsgevaar gestut:

Benen fluitje toont aan dat de Ezingers van destijds al aan muziek deden:


Een ‘bisschopsbombe’ in de Lammehuiningastraat

In maart 1677 verkopen Berent Bausema, zijn vrouw Eetien Iwema samen met de voogden over de minderjarige kinderen uit Eetiens eerste huwelijk aan de weduwe van Luitien Mensens Enscheda een huis met een hof , een plaatsje en een mandelige put aan de oostkant van de Lammehuiningastraat. Op zich niets bijzonders, maar het huis heet “vervallen”, “sijnde door een bisschopsbombe in ‘t jaer 1672 ten deele om verre gesmeten”.

De Lammehuiningestraat, genoemd naar een dame uit het vooraanstaande geslacht Huninga, vinden we nu niet meer op een plattegrond van de stad Groningen terug. Halverwege de negentiende eeuw begrepen de bewoners die naam niet meer, bovendien werd ze geassocieerd met prostitutie, omdat er een of meerdere bordelen in de straat gevestigd waren. Om van het negatieve imago af te komen, veranderde het stadsbestuur toen de straatnaam – sindsdien is het de A-kerkstraat, die ten noorden van de A-kerk nog steeds naar de Kromme Elleboog voert.

Die straat ligt echter buiten het gebied, waarvan bekend is dat het in 1672 aan puin werd geschoten door de artillerie van Bommen Berend, de bisschop van Munster, die in juli en augustus 1672 samen met zijn Keulse collega de stad Groningen belegerde:

Groninger Archieven 817-2487-1.

Rechts op de kaart is het zuiden, met aan de stadsgracht, tegenover de Here- en de Oosterdwinger de voorste batterijen van de Keulse en Munsterse troepen. Deze schoten het zuidoostelijk gebied van de stad kapot. Het gewone bereik van hun geschut is gemarkeerd met een rode lijn, die van het oosten (boven) naar het westen (onder) langs de Nieuweweg, de Poelestraat, de zuidkant van de huizen aan de Grote Markt zuidzijde, de zuidkant van de Vismarkt en de Folkingestraat loopt. Opmerkelijk is dat 2 van de 5 molens (zie cirkels) op het stuk stadswal binnen het schootsgebied, nog wel overeind staan, terwijl verderop puinhopen liggen – die molens vormden kennelijk geen primair doelwit.

Maar de Lammehuiningestraat oftewel A-kerkstraat – zie het geelrode sterretje ten noorden (links) van de A-kerk – ligt helemaal buiten het gemarkeerde gebied. Ging het hier nou om een lucky shot, of kreeg het geschut van Bommen Berend die dag een wat groter bereik, bijvoorbeeld dankzij een zuidoostenwind?

Hoe dan ook: die bommen van Berend waren best indrukwekkend. Volgens sommige pamfletten droegen ze zelfs magische toverspreuken:

Groninger Archieven 1536-4607.

Bron van de koopakte: Groninger Archieven, Rechterlijke Archieven III (stad) x (verzegelingen) deel 56, fo. 97v. d.d. 10 maart 1677.


Rondje Haarveen

Hondepaadje bij het viaduct over de A7:

Orchissen (?) – de eerste die ik dit jaar zie in de de Onlanden:

Waterlelie bij het smalle bruggetje in de Onlandsedijk:

Bij de Hooiweg onder Roderwolde – het kamilleveld geurde nog niet sterk, maar later deze week wordt het, naar ’t schijnt, zo’n 30 graden. Dan nog maar eens komen ruiken:

Witrik bij de Hooiweg:

Roderwolde – rogge, met de oliemolen op de achtergrond:

Drinkend kalf, Foxwolde:

Haarveensedijk – het havikskruid stond hier dermate dicht opeen, dat er gemakkelijk een tuiltje van te vormen viel zonder ze te plukken:


Iwema steenhuis revisited

De laatste keer dat ik het museum bij Iwema steenhuis bezocht, was eind oktober 2018, toen vooral de schilderswerkplaats indruk maakte.

Die werkplaats is er gelukkig nog steeds:

Al herinner ik me niet deze reclameposter:

De schoenmakersafdeling was ook nieuw voor mij:

In de kruidenierswinkel twee pakjes pruimtabak, made in Drachten, waar de fabriek van de Drachtster Kei eind jaren tachtig pas sloot:

De rijwielhersteller kreeg ook een hoekje:

Ouderwetse boorkolom in de timmerwerkplaats:

Keukentje met anachronistisch aanrecht:

Bij de bakker een vooroorlogs blik met speculaaskruiden:


Historische schepen in Hoogkerk

Ruim een maand geleden opende hier in Hoogkerk een passantenhaven voor historische schepen. Op de een of andere manier bleven de foto’s liggen. Hier alsnog een selectie, bij wijze van inhaalmanoeuvre op een buiendag:


Open Dag Yesse

Vanaf 2017 doen studenten archeologie ieder voorjaar praktijkervaring op bij een seriematige opgraving van het cisterciënzer vrouwenklooster Yesse (1215-1594), in de buurtschap Essen, bij Haren. En behalve in de coronatijd, zijn er ook ieder jaar open dagen voor het publiek. Dit jaar opnieuw.

Uitzicht vanaf de plaats van samenkomst: met erachter een deel van het opgravingsgebied:

Ruimtelijke situatie en reconstructie van het gebouwencomplex – uitleg door de zeer met de opgraving meelevende grondeigenaar en buurman:

Uitleg van de ruimtelijke situatie aan de hand van de hoogtekaart door Stijn Arnoldussen, RUG-docent archeologie en opgravingsleider:

De oranje zandhoogte links met het bijna vierkante kader eromheren was de kern van het kloosterterrein, de langwerpige hoogte rechts ligt een eind verderop, maar is archeologisch ook interessant en waardevol met zelfs sporen uit de Romeinse periode::

Het naar het oosten aflopende terrein met de eerste werkput. De bomenrij links markeert de schipvaart naar de Hunze, waarlangs het klooster turf, klei en graan kreeg. Die vaart is enkele malen vernieuwd en deels verlegd, maar dateert waarschijnlijk al uit de begintijd. Er zijn wat delen van de beschoeiing bewaard gebleven:

Volgens de kloosterregels mocht er geen of weinig vlees gegeten worden, maar toch lag er nogal wat slachtafval. Voorschrift en [praktij wijken wel vaker uiteen. Dit veulen werd zonder hoofd begraven, mogelijk wegens ziekte:

In het klooster leefden vooral dochters uit de bovenlaag van de stad Groningen. In het zand bleef er weinig van de nonnen over. Zo vergaat de glorie van de wereld::

Er zijn behoorlijk wat graven gevonden. Schets van van eentje:

Om de stoffelijk resten zelf te ontzien, was er een demonstratieskelet uit de biologieles naast gelegd:

Fragment van kogelpot uit de dertiende eeuw:

Kloostermoppenvloertje van een grafkelder:

Fragment van een hol pijpaarden Anna-te-Drieënbeeldje, laat-middeleeuws exportproduct van waarschijnlijk Keulen, en als devotionalium in persoonlijk gebruik bij een non:

Beenderen die aan de oppervlakte kwamen, werden met een plantenspuit vochtig gehouden, anders zouden ze vrij gauw verpulveren:

De gele strook zand was een grondverbetering voor het leggen van het fundament voor een muur van een kloostergang. Van de muren is verder bijna niets over, de bakstenen werden na de afbraak van het klooster rond 1600 afgebikt en verkocht voor hergebruik elders. Rond de strook is iets van de oorspronkelijke esdek zichtbaar: er was al bewoning voordat het klooster er kwam, mogelijk heeft een aanzienlijke bewoner van het gehucht hiervoor grond afgestaan.

Er zijn wel wat munten gevonden, maar niet veel. Kwart-Philipsdaalder (of was het een dito -gulden?) uit 1571, toen het nog ten jaar zou duren voordat we met een ‘Plakkaat van Verlathinge’ deze koning van Hispandje zouden afdanken:

Het Anna-te-Drieënfragment in een knijpzakje:


Helpman geruïneerd en ontvolkt dankzij beleg door Bommen Berend

In 1669 sprak de Groninger synode het als wenselijk uit, dat Helpman een aparte gemeente zou worden., los van de Stad, met een eigen kerk. De synodale deputaten zouden de zaak bij G.S. aanhangig maken en bevorderen.

Er kwam niets van. Helpman moest nog eeuwen wachten op zijn eigen kerk. “In de sake van Helpen”, zo rapporteren de deputaten begin 1673:

heeft gansch niet konnen gedaen worden, vermits dese plaetse in de belegeringe van Groningen door de Ceulsche en Munstersche troupen ten meestendeele geruïneert is geworden, en diensvolgens van haer meeste inwoonders ontbloot, .


Mug

Klein maar vervaarlijk plaagdier, bekend om zijn holstnachtelijk zoemen, naar zijn ware, bloeddorstige aard geportretteerd onder het Emmaviaduct:


Steiloor en loboor (3)

In de volgende Stad & Lande verschijnen ze ook weer, steiloor en loboor, maar dan in hun tot nu toe oudste gedaante, namelijk zoals ze gegraveerd staan op zilveren zwijnslepels uit de achttiende eeuw. Dit is de oudste van het stel, een beetje knorrig autochtoon landvarken met hangende (lob-)oren, tepels en krulstaart:

En dit is de jongste, een lekker ruig en vrolijk allochtoon Yorkshire-varken met rechtop staande oren en hooguit een knikje in zijn staart:


De Bombay op en neer

Het was een hele tijd geleden dat ik De Bombay aandeed.

Hoendiep voorbij Oostwolmerdraai, een mij onbekend stel pluimvee (achteraf parelhoenders of op zijn Fries poelepetaten hetend): “Zo, ook an de kuier?”:

Faan – vorig jaar kreeg de andere kant van het dak nieuw riet, waardoor het boerderijtje zienderogen opknapte. Dit jaar is de wat luwere oostkant van het dak aan de beurt:

Het Verzamelmuseum van Aeldakerka in Oldekerk had een schoolklas, met dit kinderliedje op het bord:

Ook waren er oude radiotoestellen te zien van een lokale collectioneur. Die bruine van de bovenste plank had mijn grootvader:

Dorpsfeest in Grootegast – een van de buurten presenteerde zich met beschilderde pallets. Deze fietsliefhebber deed me denken aan Fiep Westendorp:

Het tutfstenen, romaanse onderstuk van de kerktoren in Doezum:

Trudespad, achterop Doezum, bleek uit te komen bij Trudesdraai over de Doezumertocht. Die brug was geen draai en ook geen klap, zoals het portaal doet vermoeden, maat goed, het is wel een aardig ding:

Een eindje verder lag een wat meer doorleefde brug, gebouwd van ongelijk lange balken:

Einddoel bereikt – De Bombay:

Hooglander aan de westkant van Lutjegast:

Blikken kip (of is het een haan?) versiert kruiwagen met eiernegotie, Westerzand:

Zoutkamper garnalenkottertje in de Woldsloot, Enumatil: