Een toverheks op de Veendijk (1879)

“Op de eerste maandag van het nieuwe jaar, dat was vroeger gebruikelijk in Havelte, waar mijn ouders op de Veendijk een boerderij hadden, werden een paar manden met aardappels klaar gezet voor de armen die daar wat van konden komen halen. Bij het dorp woonde een oude vrouw die algemeen de “toverheks” werd genoemd. Wij als kinderen, ik was toen zeven jaar, waren bang voor haar. Zij kwam aardappels halen en riep mij bij zich.

Ik weet nog dat ik het even benauwd had. “Loat mien oe handtie ies eem zien”, zei ze, en streek met haar vingers over de lijnen in mijn hand. “Ie wurden later dominee!”, zei ze. Mijn vriendje, ook een boerenzoon, keek ze ook in de hand: “En ie zullen later burgemeester wurden”.

Ik geloof nu nog altijd dat het een echte toverheks is geweest, want ik wérd dominee en mijn vriend is een poos loco-burgemeester van Havelte geweest.”

Aldus de emeritus-predikant Hendrik de Groot (95), een paar maanden voor zijn overlijden in de rubriek Noorder Rondblik van het Nieuwsblad van het Noorden, 13 februari 1967. Het geval dat dominee zich zo levendig herinnerde moet zich dus in 1879 hebben afgespeeld.


One Comment on “Een toverheks op de Veendijk (1879)”

  1. Voor zover ik weet komt er in de Havelter kant van mijn familie geen hekserij voor, dat is voorbehouden aan de Roswinkeler familie van mijn vaders kant, met zelfs een mooi gedicht van rond 1868 erbij:

    “Komt vrienden luisterd naar dit lied
    Wat hier in plaggenburg is geschiet,
    Roelof is een knappe zoon
    Hij draagt het wapen van Oost Vriesland schoon!
    Oost Vriesland wisten zij allen wel ras
    wat hier op Roswinkel der marke te done was
    Kenna Ploeg dat dikke wigt
    De heksen drukken haar de borsten digt
    Maar Aaltje die had geen bezorg
    die kreeg een boer al van Terborg
    Ja en dat mogt zij wel doen
    Maar ’t was voor hem een zwart verzoen”.

    Roelof, Kenna en Aaltje waren het nageslacht van Geert van der Ploeg en Katrina Brouwer. Willem de Blécourt heeft er mooi over geschreven en in de familie is het ook overgeleverd. Zodanig zelfs dat mijn vader nog wist te vertellen dat hij altijd had begrepen dat “die van Katoen (Katuin)” niet deugden, die hadden namelijk volgens de overlevering de verhalen de wereld in geholpen. Ook De Blécourt (Termen van Toverij) noemt schaapherder Albert Katuin uit Odoorn als bron van hekserijverhalen over mijn familie.


Mijn gedachten hierbij zijn:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.