Hoe mijn katten verschillen

MimiCoco
ExtravertIntrovert
ActiefPassief
Dol op balspelletjes en apporteertNegeert balletjes en laat ze het liefst liggen
Pratend/mauwendToont stilletjes hoe ze iets opgelost wil zien
KieskeurigEnorm hongerig
Zit liefst in het achterraamZit het liefst in het raam voor
Ontsnapt bij voorkeur naar gang en slaapkamerOntsnapt liefst naar studeer- en computerkamer
Zit graag op schoot en snortZit graag in de gootsteen en op ‘t aanrecht
Krabt en bijt bijna nooitKrabt en bijt soms bij het aanhalen
Klimmer, springer en hoogtezoekerHeeft hoogtevrees en vindt de tafel al hoog genoeg

Rondje Roden, Terheijl, Midwolde

Wilgenkatjes, pas uit hun schilletjes gepopt:

Een enkele al bezet door een bij of een vlieg:

Buurpraatje van paard en scharrelvarken aan de Hooiweg in Roderwolde:

Halfwas Schotse hooglanders op Terheijl. Op de achtergrond het vroegere armhuis van Roden:

Eerst stonden ze tot hun enkels in een modderpoel rond een hooidispenser (of hoe heet zo’n ding), maar stoven weg toen ik ze iets te dichtbij kwam;

Om op een afstandje een half nieuwsgierige, half dreigende houding aan te nemen:

In het plantsoentje bij de Schreiershoek in Leek zaten een paar scholeksters te fourageren. Die paarse krokussen zijn trouwens erg in de mode, dit seizoen:

Nog eentje van opzij:

Leeuw als windvaan op het kerkje van Lettelbert:

Kaalslag op wal vloeivelden suikerfabriek bij de Roderwolderdijk, Hoogkerk:

Kat die zich vlak voor mijn fiets over het fietspad uitstrekte:


Schrik der Schrikken

Althans voor poezen. De glazenwasser hadden ze nog niet meegemaakt. In hun beleving moet de waterzwabber een God der Wrake zijn. Normaal de dapperste van de twee, Mimi, is onder de bank geschoten en ondanks alle zoetflemende woordjes van de baas voorlopig niet van plan om daar onder vandaan te komen.

Naschift:

De foto’s zijn gemaakt om half tien. Om kwart over elf komt ze eindelijk onder de bank vandaan. En nog kijkt ze angstvallig omhoog naar het raam.


Mimi kuiert op gordijnrail

Ze doet het niet zo vaak meer, gelukkig, en met de plantenspuit krijg ik haar er zo af, maar ik ben bang dat ze er onverwacht en buiten mijn zicht een keer vanaf tuimelt:

Omdat het zo’n klimmer en springer is, laat ik haar en haar zus ook nog niet op het balkon – eerst moet daar een goed net hangen.

Halverwege durft ze er nog niet af, daarvoor gaat ze langs een kast en een gordijn:

Daar gaat ze nu dus heen, want aan de andere kant heeft ze het al gezien, eigenlijk:

Intussen trekken ze zich nog niets aan van het vuurwerk. (Ik zag dat ik de ventilatie nog wel even voor middernacht dicht moet zetten.)


Hoe Coco spel afdwingt

Elke ochtend, als ik mijn eerste koppen koffie gedronken heb en het getwitter alweer een beetje beu begin te worden, knikt er gekrabbel aan de deur van mijn studeerkamer. Het is Coco, die haar bedoeling kracht bijzet met klaaglijk gemieuw. Ze mag daar niet binnen komen, maar wacht rustig tot ik naar buiten kom, en trippelt dan naar het poezenspeeltje van haar keuze. De bedoeling is dat ik haar volg. Als ik bij het epeeltje van haar keuze arriveer, gaat haar kop omhoog: of ik met haar spelen wil. Haar zus Mimi, anders haantje de voorste, voegt zich meestal bij ons als we al even aan de gang zijn, bijvoorbeeld met een prop zilverpapier of met de touwtjes:


De kat als brandstichter?

Katten komen maar zelden voor in archiefbronnen. Een van de uitzonderingen is een crimineel verhoor uit 1809, opgemaakt nadat in de pastorieboerderij (‘weem’) van Leegkerk brand was uitgebroken.

Henriëtte Ronner, Katjesspel. Collectie Rijksmuseum.

Het was mooi stil weer, die donderdagmiddag 5 oktober 1809. In Leegkerk werkte her en der volk op het land, tot om ongeveer half vier onverwacht de kerkklok begon te luiden. De mensen keken op. Van verre zagen ze dat er tegenover de kerk, boven de pastorie, een rookwolk hing.

Vanuit alle richtingen schoten mensen te hulp. De hele weem stond toen al vol rook. In de schuur reikte vuur langs een hooivak tot aan de dokken bovenin het dak. Doordat het toegesnelde volk onophoudelijk emmers water doorgaf, was men de brand al gauw meester.

Uiteraard zocht men naar de oorzaak van de brand. Er leek niemand in huis geweest, toen die uitbrak. Het bevoegd gezag hield zelfs de mogelijkheid open, dat een huisdier het vuur had overgebracht van de keukenhaard naar het hooi in de schuur. Nu liep er in het huishouden van dominee Koiter een kat rond, maar die bleek na de brand “geheel ongeschonden” en had geen “branderige stee aan sich”.

Bovendien, zo overwoog het bevoegd gezag, lag zo’n “buitengewoon geval” ’s winters veel meer voor de hand dan bij het zachte begin van de herfst. Bij felle kou kwamen huisdieren immers wel eens te dicht bij een haardvuur. Het “allerscrupuleust onderzoek” wees uit dat zo’n overbrenging van vuur van haard naar hooi uitgesloten was, omdat er vlak boven de vuurpot in de haard een theeketel hing, zodat de kat onmogelijk bij het vuur had kunnen komen.

Evenzo verwierp men het idee, dat het vuur door een kat (of hond) van buiten de pastorie kon zijn binnengebracht. De weem stond immers geheel vrij, zo ver van alle andere huizen verwijderd, dat zoiets ondenkbaar was. Men had ook niet “het allerminste spoor” van andermans kat (of hond) aangetroffen bij de pastorie.

De dienstmeid

Daarmee was een van de mogelijke oorzaken afgestreept. Ook andere werden uitgesloten. Bij het afsteken van het verbrande hooi vonden de buren bijvoorbeeld geen spoor van hooibroei. Wel vonden de buren onderaan het verbrande hooi een verkoold stukje turf. Ter plaatse was het vuur ook ‘t diepst in het hooi doorgedrongen.

Op verdenking van brandstichting werd de negentienjarige dienstmeid van het domineesgezin in arrest genomen. Deze Grietje Lammerts moest ’s middags zowel de as van het haardvuur als het zwijnehok vlakbij het hooi opruimen, maar zei dat ze in plaats daarvan bonen was gaan plukken in de tuin bij het voorhuis. Ze verklaarde dat ze daar niets van de brand merkte, terwijl ze die bij de heersende (noord)oostenwind toch had moeten zien of ruiken.

Pas toen dominee Koiter om hulp riep, had ze zich schoorvoetend gemeld om zich te belasten met het uitruimen van een kabinet. In alle consternatie waren daarbij wat gouden sieraden en zilveren lepeltjes uit zicht geraakt, die ze pas uit de zak van haar schort haalde, toen dominees moeder erom vroeg. Ook verdween er tijdens de brand wat linnengoed. Bij vroegere werkgevers had Grietje zich al eens aan diefstalletjes schuldig gemaakt. Bovendien was haar de dienst opgezegd, omdat ze haar werk niet goed genoeg deed.

Maar Grietje mocht dan wel eens boos zijn, ze had nooit gedreigd, laat staan met brandstichting. Het bij zich steken van goud en zilver kon ook goed bedoeld zijn. Ondanks alle indirecte bewijs konden de rechters, eerst die van het Westerkwartier en later die van het Departementaal Gerechtshof, haar  niet schuldig verklaren aan brandstichting. Vlak voor kerst 1810 kwam ze daarom op vrije voeten.

Affectieve waarde

De eventuele brandstichting door de kat was binnen de hele procedure een irrelevant zijpad. Toch is het aardig om te weten dat er anno 1809 een kat in de weem van Leegkerk rondliep. Natuurlijk ligt dat voor de hand in een boerderij-achtig huis waar bijvoorbeeld haver opgeslagen lag, maar katten zijn hoogst zeldzaam in overheids- en rechterlijke archieven. Zo kom je ze vrijwel nooit tegen op boedelinventarissen. Waarschijnlijk komt dat doordat ze geen economische waarde vertegenwoordigden. Schaarste aan katten viel vrij eenvoudig op te lossen, en anders dan landbouwhuisdieren konden ze maar zo uit eigen beweging verdwijnen, waarbij hun eventuele affectieve waarde niet te ramen viel.

De passages over de pastoriekat leveren daarom hooguit een glimlach op. Ik zie er een predikant bij, die in zijn studeerkamer bovenin de pastorie bezig is met het voorbereiden van een preek, terwijl er een kat opgerold op zijn schoot ligt te snorren. Een tevreden man, die dominee.

Bron: Groninger Archieven, Toegang 136 (Hoge Justitiekamer) inv.nrs. 2170 en 1976 (procesbundel en vonnis Grietje Lammerts te Leegkerk, wegens brandstichting).

Dit stukje was vorig jaar mijn bijdrage aan Het Grote Groninger Poezenboek van Martin Hillenga, dat nog steeds voor een schappelijke cadeautjesprijs te koop is bij boekhandel Godert Walter.


Poes in doos

Vanuit haar geheime schuilplaats voert Mimi onverhoeds een aanval uit op de weerloze draagriem van mijn camera:

Hetgeen noopt tot het hogerop en buiten haar bereik hangen van de belaagde draagriem:

Het gepoeste houdt het zodoende al gauw voor gezien:

Wie avonturen beleeft, kan verhalen vertellen:


Tientallen zilverreigers in het Zuiderland

Eergister gezien bij de Zuiderweg tussen Enumatil en Zuidhorn. Vorig jaar viel er bijna op de dag af ook al een groep, maar dan veel minder groot, te zien op hetzelfde land, bij dezelfde sloten en koeien, in de buurt van Pabema. Omdat ze toen vlakbij de koeien bleven, noemde ik het graasbegeleiding. Nu denk ik dat het ze niet om de strontvliegen ging, want de meeste bleven bij en in de sloten, en sommige vingen ook visjes en ander watergrut:

De eerste groep die ik zag, komend van Enumatil – bestond uit negen stuks:

Een eindje verderop, met op de achtergrond links de spoorbrug aan de andere kan van Zuidhorn:

Nog wat verder, bij de koeien: twintig stuks:

Ingezoomd – aan de rand mengden zich ook wat blauwe reigers tussen de witte:

Uitgezoomd – 23 stuks en in de verte richting de toren van Zuidhorn nog een paar:

Tel kwijt, in elk geval tientallen:

Deze heeft iets te pakken (ik zag er ook een in zo’n groep met een plattige, vrij grote vis):

Het leek wel een vakantie-uitje:


Een snoek minder in het Hoendiep

Bij de brug van de suikerfabriek hadden twee Duits sprekenden vanmiddag net een snoek uit het Hoendiep gehaald, toen ik langs kwam fietsen. Er zat nog wel wat leven in het beest, en het onthaken kostte enige moeite. Een andere passant merkte op dat hij vorige week zo’n snoek had gevangen bij de Kindverlatenbrug. Het kon dezelfde wel zijn, volgens hem. Zo niet dan zit er kennelijk veel snoek in het Hoendiep. Volgens hem moest je ze niet meteen weer terug zetten, want dan zonken ze meteen naar de bodem, vooral bij warm weer. Ook moest je ze beetpakken bij de kieuwen (zoals op de foto’s). Ik hoop het te onthouden voor het onwaarschijnlijke geval dat ik ooit nog eens een snoek mocht vangen.


Reiger haat losse eindjes

Bij het Hegepad tussen de Peizerweg en Hoogkerk door het land was een jonge reiger doende met het ontmantelen van een baal hooi. Dat viel tegen. Het schoot maar niet op:


Zelfs vanuit een ooghoek werkt geeuwen aanstekelijk

Ik wou dat ik twee katten was, dan konden we samen gapen.

Als Mimi gaapt:

Laat haar zus Coco zien dat ze dat ze dat net zo goed kan:


Zusterliefde


Nieuwe huisgenoten

Na ruim dertig jaar zonder katten deze zusters vanavond opgehaald en na het welkomstmaal (vis) en het aanwijzen van de kattenbak binnen een uur beiden op schoot::

De een is wat nieuwsgieriger en avontuurlijker dan de ander, en de ander wat aanhankelijker en introverter:

De een heeft wat meer vacht is wat lichter:

Ze snorren nog niet, maar dat schijnt pas later te komen:


Onlander rondje

Bij de Zanddijk. Beetje onwezenlijk sfeertje, zo ingezoomd:

Het komt niet door het licht; de bodem van de plas valt droog:

Fouragerende zilverreiger:

Zilverrreiger 2:

Aan de andere kant van de weg:

Kattestaarten op een rijtje, bij de fietstunnel onder de Groningerweg door, Peizerwold:

Contemplatieve Belg op Sandebuur:

Zilverreiger 3, bij de Hooiweg. Zo mooi als die beesten zijn qua verendek, hun poten zijn afzichtelijk:


Stormsouvenirs langs de weg naar Roderwolde

Bij Eiteweert:

Veel afgewaaide takken en bladeren onderweg. Met name wilgen hadden het tijdens de zomerstorm van gister zwaar te verduren, zoals deze bij Eiteweert:

Hoewel die, eerlijk is eerlijk, al in een sterk verzwakte conditie verkeerden:

In de verte, bij het dieselgemaaltje op het uiteind/begin van de Hamersweg, verweidde een boer zijn rode vee:

Ook bij de Mosterdpot schade aan bomen:

En bij de Hooiweg, waar de brandweer de takken kennelijk met een zaag verder had bewerkt om het spul doenlijk van de weg af te krijgen:

Zelfs de lokale zwijnen, anders liever lui dan moe, hielpen bij de Hooiweg volop mee met ’t opruimen:

Kritisch gadegeslagen vanaf de overkant van de Hooiweg, door een koe wier kapsel gruwelijk in het ongerede was geraakt:

Andere koeien, bekoorlijk gegroepeerd, hielden het karwei meer neutraal in de gaten:

Verder maar weer: in de hoek tussen de Hooiweg en de Achtersteweg lag een stuk rogge terneergeslagen sinds de storm:

Een ander stuk stond nog onversaagd rechtop:

In het hooiland in de hoek tussen de Bommelier en de Brunlaan waren acht ooievaars aan het fourageren – dit zijn er drie: