De tabaksmerken van Huiser & Zonen
Geplaatst op: 2 februari 2014 Hoort bij: Stad toen 2 reactiesIk zag bij Harm Renkema de foto links van de tabaksfabriek van de familie Huiser:
Tegenwoordig zit er een reclamebureau in het pand dat goed geconserveerd is en waar de oude functie en de belangrijkste merknaam ‘Het Wapen van Nederland’ nog steeds op te vinden zijn, al is de naam van de uitbaters boven het zolderraam verdwenen.
Hoewel het betrekken van Oostersingel 9 wel eens gezien wordt als begin van het bedrijf, was dat toch niet zo. Het bestond al eerder. In 1913 werkte Huiser sr. nog als knecht bij de tabakskerverij van Aalfs aan de Gelkingestraat, waar hij een brand veroorzaakte, maar in 1916 was hij voor zichzelf begonnen met een elektrisch aangedreven loonkerverij en stelenpletterij aan de oostkant van het oude Winschoterdiep, nabij de groothandel in levensmiddelen van Albino:
Sigarenmakers, vaak thuiswerkers, konden hier dus aan goedkoop vulsel voor hun sigaren komen. Het pletten van de stelen van tabaksbladeren doet vermoeden dat ze zo nog de allerlaatste restanten van de grondstof tabak, welke ze voorheen misschien weggooiden, te gelde konden maken. Bij dit pletten kwam vocht vrij, dat tuinders heel goed konden gebruiken tegen rupsen en andere plaagdieren. Dit bijproduct verkocht Huiser voor eigen rekening:
Zoals ik me eens heb laten vertellen, spoten tuinders dat spul op hun gewassen. Of dit nou echt een biologisch bestrijdingsmiddel genoemd mag worden, betwijfel ik een beetje. Aan het Winschoterdiep ging de familie Huiser na verloop van tijd tevens in pijp- en pruimtabak voor consumenten handelen, en dat gebeurde daar al met stoomkracht en onder het merk ‘Het Wapen van Nederland’:
Na de verhuizing naar de Oostersingel, plaatste Huiser een assortimentsadvertentie in de krant. Hij deed voortaan uitsluitend in diverse soorten pijp- en pruimtabak:
Naast het merk ‘Het Wapen van Nederland’ verkocht hij een ‘Reclame Heerenbaai’ met een tabaksplanter als beeldmerk:
Zijn tabak mocht Huiser dan de beste vinden, zijn arbeidsvoorwaarden waren dat niet. Althans niet in de ogen van zijn personeel. In april 1926 ging dat in staking, omdat Huiser eerdere beloften niet zou zijn nagekomen. Huiser huurde daarop onderkruipers in en ontsloeg de stakers. Het gevolg was dat de vakbond van tabaksbewerkers in diverse kranten, o.a. het Nieuwsblad van het Noorden en Het Volk nauwelijks verhuld opriep tot een boycot van Huisers tabak.
Vermoedelijk derfde Huiser dankzij deze antireclame behoorlijk wat omzet. Pas in augustus werd het conflict bijgelegd, wat de bond ook weer in diverse kranten liet weten:
Uit de jaren dertig dateren enkele uitgeknipte Huiser-verpakkingen in mijn bezit. Die van een half ons zware pruimtabak met een vriendelijke leeuw als beeldmerk (tevens verkocht in een blauwpaars pakje) ziet er zo uit:
En dit is die van de multifunctionele pijp- en pruimtabak nummer 7, met het belangrijkste merk:
En hier heb je die van pijptabak nummer 3, met weer die planter als merk:
Doordat de aanvoer van tabak vanwege de oorlog op zee grotendeels wegviel, kwam er tabaksdistributie in 1942. Dat jaar werd tabak getuige de talrijke inbraken en diefstallen bij fabrikanten ook letterlijk roofgoed. Bovendien raakte de term bukshag in zwang. In de laatste oorlogsjaren was er nauwelijks goede tabak meer en rookte men voornamelijk Nederlandse tabak, vaak van eigen teelt. De tabaksdistributie zou pas in 1949 ophouden. Toen ook ging Huiser weer reclame maken voor zijn oude merken. Zoals ‘Het Wapen van Nederland’:
En voor de pijptabak nummer 3 met de tabaksplanter als beeldmerk:
Van na de oorlog zijn me geen verpakkingen van en reclame voor Huisers pruimtabak bekend. Mogelijk stopte Huiser & Zonen met dit product. Tegelijkertijd kwam het bedrijf met een nieuw product. In de oorlogsjaren was shag populair geworden ten koste van andere tabaksvarianten. Dat hing duidelijk samen met het invoeren van de tabaksdistributie. Het Nieuwsblad schreef:
“De grootste vraag is naar shag, dan komen de sigaretten en daarna pas de sigaren. Ook rooktabak blijkt zeer gezocht. De voorkeur naar shag wordt verklaard, doordat het zelf-rollen zeer is toegenomen, omdat men uit een half ons shag meer sigaretten weet te draaien dan de veertig van het rantsoen.” (= Veertig per week, HP.)
Huiser bracht in de vroege jaren vijftig achtereenvolgens drie merken shag uit. Ten eerste was dat de mogelijk naar de Engelse Kamp verwijzende ‘Timbertown’, waarvoor de fabrikant deze advertentie enkele malen onder de bioscoopprogramma’s liet afdrukken:
Ten tweede was dat ‘Senang’, waarmee ze zo te zien mikte op Indische repatrianten:
En ten derde was dat ‘Scooter’, een lichte Virginia-shag. Dynamische en zich op een nieuw vervoermiddel voortbewegende jongeren vormden hiervan de doelgroep:
Uiteindelijk heeft de assortimentsverbreding Huiser & Zonen niet mogen baten. In 1961 verdween het familiebedrijf tamelijk geruisloos.
Stelenpletter, dat had me wel een mooi beroep geleken. Aan zo’n stoere elektrische machine …
Interessant stukje historie weer, Harry, zélfs voor een niet-roker ;-).
Die Timbertown en Scooter advertenties b.v. !! De “modernheid” van
toen stráált er vanaf.
Wat een goed gevoel voor marketing destijds, en mooie voorbeelden van
rook-cultuurverschillen met nu…