Hoe een koejongen de dood vond bij Usquert

Op dinsdag 8 juli 1794 werd tussen tien en elf uur ‘s avonds een Garmt Klaassens aangetroffen op een binnenweg ten westen van Usquert, vlakbij “Ludemaas uitvaart”. De twaalfjarige jongen lag daar in deerniswekkende toestand naast een akker met bonen:

“geheel en al spraakloos en sonder verstand (…),  gevende met het spiren syner handjes nog eenige geringe tekens van leven te kennen…”

Op zijn rug zat

“de bloem van een koestaart, waaraan hij was vastgebonden geweest, en hetgeen door sterk rukken van dat beest aldus moet syn afgescheurd.”

Die koeiestaart had oorspronkelijk aan zijn middel vastgeknoopt gezeten, maar was met de “geringe kledinge” van de jongen tot onder diens armen opgeschoven. Ook hing de broek van de jongen los om diens onderbenen. De koe had dus de jongen, toen die zich niet staande wist te houden, een eind voortgesleept, tot haar staartpunt het begaf. Waarschijnlijk bokte ze daarbij hevig, in elk geval onderging de jongen een afschuwelijk lot.

Garmt werkte en woonde als “koejonge” bij Hans Arends in Usquert, maar zijn moeder woonde in Warffum. Op haar verzoek werd hij daarheen overgebracht. Hij leefde nog ruim een dag – op donderdagochtend 10 juli kwam hij te overlijden.

Het gericht van Usquert hoorde weldra van het geval en startte een onderzoek. Garmts bazin, de vrouw van Hans Arends, vertelde dat ze die avond tot ongeveer 9 uur nog bezig waren geweest met het zwelen van walhooi. Onderweg naar huis waren hun wegen gescheiden. Zij was binnendoor gegaan en ze had de jongen opdracht gegeven om de koe en vijf schapen op te halen, die een eind verder bij de binnenweg stonden te grazen. Ze waren gewoon dat vee ’s nachts binnen te halen, vandaar.

Om precies te zijn bevond deze levende have zich tussen “Harmke kinders huis” en “Hijbel Cornellis plaatse”. Op die laatste boerderij woonde en werkte een iets oudere jongen, namelijk Berend Jacobs, voor ongeveer 17 jaar geboren te Uskwert. Als habituele plaaggeest van Garmt Klaassens raakte Berend al snel bij het Gericht in beeld.

Op de vrijdag en zaterdag na het overlijden van de koejongen was Berend wezen hooien in het land van zijn werk- en kostverschaffer. Tegen  een arbeidersvrouw de daarbij hielp, was hij vertrouwelijk geweest en had hij een “eene openhartige belijdenis” gedaan. ’s Zondags kwam hij haar weer tegen bij haar huis. Inmiddels had de rechter haar en anderen gesproken. Dat meldde ze Berend met de vraag:

“Jonge hoe moet het nu, wie hebben voor het regt geweest.”

“Ik ga niet weg”, was Berends antwoord:

“Ik wil liever dat sy mij met seven paarden van elkanderen trekken.”

Daarmee zinspeelde hij op vierendeling, een straf op moord met voorbedachten rade. De uitlating kon als een verkapte bekentenis worden beschouwd en Berend raakte erdoor in het gevang.

We weten dat het Gericht ijverig bezig is geweest, maar helaas zijn de “ingewonnen informatiën , beëdigde verklaringen van getuigen en gehouden examina” niet bewaard gebleven. Wel vernemen we dat Berend voor zijn arrestatie goed was geïnstrueerd door zijn vader en enige anderen – hij moest de Richter maar aan de praat houden en niets meer zeggen dan dat hij Garmt Klaassens op de binnenweg was tegengekomen, waarbij de koejongen “de stok in de regterhand en de staart in de linkerhand” had gehad, op een moment dus, dat er nog helemaal niets loos was geweest.

In de eerste verhoren hield Berend zich keurig aan deze instructie. Na confrontatie met een getuige die kennelijk wat meer had gezien, gaf hij echter toe dat er inderdaad wat meer was gebeurd op de avond dat het “ongeval” plaatsvond.  Bij hun ontmoeting op de binnenweg had hij Garmt gevraagd

“of hij nog wel eens voor hem runnen wilde en dat hij door denselven met jaa was beantwoord mits dat gedet[ineer]de hem dan niet slagen soude.”

Toen Garmt al rennend een bepaald punt  bereikte, had Berend hem toegeroepen

“hij hadde nu genoeg gerunt, hij soude daar mede maar ophouden.”

Blijkbaar liet Berend de jongere Garmt wel vaker hardlopen, en gaf hij hem een pak slaag als hij niet voldeed.

Verder wenste Berend niet te gaan. Zo ontkende hij “volstrekt” dat hij Garmt aan de koeiestaart had vastgebonden.

Ander bewijs voor zijn betrokkenheid bleef ook uit. Na drie maanden besloot rechter Amsing daarom een eind aan het proces te maken. Amsing overwoog dat er weliswaar “seer sterke praesumtiën” tegen Berend Jacobs bestonden, maar dat die “niet genoegsaam” waren voor het opleggen van een bepaalde straf. Daarom liet hij Berend “bij provisie” vrij, waarbij Berend hem “onder handtastinge” moest beloven zich bij het Gericht te melden als hij een oproep kreeg. Zoniet, en nam hij de benen, dan werd hij alsnog verantwoordelijk geacht voor de dood van Garmt Klaassens.

Hoewel Berend dus bij gebrek aan doorslaggevend bewijs op vrije voeten kwam, veroordeelde Amsing hem nog wel tot betaling van de rechtskosten.

Bron: RHC Groninger Archieven, Toegang 136 archief (Hoge Justitie Kamer) inv.nr. 1987: vonnissen vreemde gerichten, de uitspraak d.d. 5 september 1794 door de richter van Usquert (fo. 217-219).


4 reacties on “Hoe een koejongen de dood vond bij Usquert”

  1. Dick Bolt schreef:

    wat een tijd

  2. Jan Kuiper schreef:

    Doar kin je n hail schier verhoal van moaken as je der sloek op hemmen.

    • groninganus schreef:

      Ik hoop dat je bedoelt: een literair verhaal, want een historisch verhaal is het al. Zelf zat ik te denken aan een film, een soort krimi. De beginscène ligt voor de hand, alleen wordt de scène van de jongen achter de koe heel problematisch. Maar misschien is die met digitale middelen te maken.


Mijn gedachten hierbij zijn:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.