Van een scharensliep die met de noorderzon verdween

David Teniers - De Scharensliep (Louvre?)

David Teniers – De Scharensliep.

Diaconieën, de lokale fondsen voor armenzorg, hadden nogal eens iets te verhapstukken bij de Oldambtster drost. Vaak maakten ze onderling ruzie over de vraag wie er verantwoordelijk was voor de bedeling in een bepaald geval. Ook was er nogal eens mot over de nalatenschap van bedeelden. En een enkele keer verkochten ze vastgoed aan iemand die duidelijk niet solvabel was.

Dat laatste was het geval in 1762 te Veendam. Daar verkocht de diaconie toen

“een kamertje met een tuin staande en gelegen bij Scholtehuisen in Veendam”

aan Siwert Arents Scheerenslijper en vrouw. Dat dit eenkamerwoninkje geen riant onderkomen was, moge blijken uit de prijs, zegge en schrijve 42 en een halve gulden, een bijzonder laag bedrag als je weet dat een arbeiderswoninkje aan de onderkant van de woningmarkt destijds, althans in de stad Groningen,150 à 200 gulden deed. Bij de stulp van de Veendammer scharensliep zat ook nog een klein lapje grond, een tuin die jaarlijks een gulden en zeven en een halve stuiver aan grondpacht kostte. Wat ook echt niet veel was.

Siwert Arends was waarchijnlijk familie van de Arend Sywerds die in 1762 buiten de Oosterpoort van de stad Groningen woonde, en wiens vrouw Gesien Naarsingh met liedvellen ventte. Maar Siwert groeide op in Wildervank, zoals in 1759 bleek bij zijn huwelijk aldaar met een Aaltje Margaretha Andries uit Norden. Twee jaar later hertrouwde hij in Groningen met Leentje Geerts. In 1766 en 1768 kreeg dit stel in hun woninkje bij Veendammer Scholtehuizen een zoon Jan en een dochter Trijntje, mogelijk waren er eerder en later nog kinderen voor de doop gestorven. In elk geval boerde Siwert als scharensliep nog relatief goed, want van de 100 % hypotheek op zijn huisje, loste hij 10 gulden af, bijna een kwart van het aankoopbedrag.

Er resteerde dus nog een schuld van 32 en een halve gulden aan de Veendammer diaconie, niet alleen de instantie waarvan Siwert en vrouw hun huisje kochten, maar ook hun geldschieter. Die 10 gulden was het enige dat ze betaalden, voor de rest trokken ze zich niets aan van de betalingsvoorwaarden in het koopcontract. Sterker nog, ze betaalden ook de grondeigenaar “ïn geene jaaren” grondpacht.

Kennelijk zagen ze in 1773 geen andere uitweg meer, dan met stille trom te vertrekken,

“sonder dat men met seekerheid weet, werwaarts na toe, of waar ter plaatse sig thans ophouden, hebbende sij sig sedert hun vertrek niet het minste aan ’t kamertje bekreunt…”

Dit bleek ook uit een verklaring van de naaste buren, die de Veendammer diaconie eind 1777 voorlegde aan de Oldambtster drost. Het kamertje van de scharensliep werd intussen door een Pieter Jans en vrouw bewoond, “die ook onderstand van de diaconie in Veendam genieten”.

Doordat Sywert Arends Scheerenslijper en zijn vrouw met de noorderzon waren vertrokken, kon de Veendammer diaconie ze niet op de gewone manier voor het gerecht dagen. Natuurlijk zou de diaconie het verdwenen stel kunnen indagen via een ‘edictum ad valvas’, met aanplakbiljetten op allerlei plaatsen, “dog geconsidereert het kamertje en tuin van soo geringe valeur is”, begon de diaconie daar liever niet aan. Bovendien zouden de scharensliep en zijn vrouw zich er waarschijnlijk niets van aantrekken. En toch moest de zaak “in order gebragt” worden.

Daarom verzocht de diaconie de drost om het vastgoed buiten zulke procedures om weer aan de diaconie toe te wijzen, uit hoofde van de resthypotheek en vanwege de wanbetaling. Als de diaconie weer “meester en eijgenaar” was, wilde ze het kamertje met de tuin opnieuw verkopen. Ook daarvoor vroeg ze toestemming aan de drost. Uit de opbrengst zou ze dan eerst de achterstallige grondpacht aan de grondeigenaar betalen. Vervolgens zouden de restschuld en onkosten van het bedrsg af gaan, en “so onvermoedelijk deze verkoop so veel mogt rendeeren” dat er nog wat overbleef, dan zou dit restant ofwel voor Arends zelf, ofwel diens schuldeisers zijn.

Op 3 januari 1778 stemde de drost in met dit voorstel, want van de scharensliep en zijn vrouw was nog steeds niets vernomen. In zijn beschikking week de magistraat op een enkel puntje echter af van wat de diaconie voor ogen stond. Zij had het eventuele overschot aan het gerecht willen overdragen, maar de drost vond dat ze dat voorlopig zelf wel kon bewaren voor de scharensliep of zijn schuldeisers.

Bron: RHC Groninger Archieven, Toegang 731 (gerechten Oldambt) inv.nr. 6127 (samengevatte rekesten met kantbeschikkingen).


3 reacties on “Van een scharensliep die met de noorderzon verdween”

  1. Tjeerd Oenema schreef:

    Een interessant stukje geschiedenis. Deze Siwert Arends behoort tot mijn voorouders.
    Als aanvulling nog dit:
    M.i. huwt Siwert Arends al voor de tweede keer op 4 aug. 1761 met Leentje Geerts. Beide komen dan van Groningen. Derhalve zullen de kinderen Jan en Trijntje ook uit dit huwelijk komen, aangezien deze kinderen zelf ook een Leentje als kind hebben gekregen.
    In 1773 wordt in Friesland nog een dochter Jantjen geboren, die zelf ook een dochter Leentje heeft.
    Een vraag nog wel:
    Is dan na te gaan, wanneer zijn eerste vrouw Aaltje Margaretha Andries is overleden?
    Het huwelijk van hen in 1759 heeft op 12 aug. 1759 te Wildervank plaatsgevonden.

    Ik hoor graag wat terug.
    Met vriendelijke groet,
    Tjeerd Oenema
    Hengelo Ov.
    Tel.: 074-3492345

  2. groninganus schreef:

    Hartelijk dank voor de correctie en aanvulling!

    Wat betreft uw vraag denk ik dat het antwoord moeilijk te vinden is. SA en zijn eerste vrouw kunnen bij haar overlijden immers op twee of drie plaatsen hebben gewoond:
    – 1759 Wildervank
    – 1761 Groningen
    – Gezien de aankoop van het huisje in Veendam, 1762 met zijn tweede vrouw, mag je ook niet helemaal uitsluiten dat SA en zijn eerste vrouw daar nog hebben gewoond.

    In elk geval lijkt dat eerste huwelijk kinderloos te zijn geweest, want in het rechterlijk archief van het Wold-Oldambt is er geen boedelinventaris. Al hoefde die in het geval van armoe ook niet te worden opgemaakt. Wat betreft de stad Groningen zou je de boedelinventarissen in het archief van de Weeskamer kunnen nakijken, hier aanwezig als scan:
    https://www.groningerarchieven.nl/zoeken/mais/archief/?mivast=5&mizig=210&miadt=5&miaet=1&micode=1462&minr=1412988&miview=inv2
    De klapper of index, wel op de studiezaal van de Groninger Archieven aanwezig, moet hier nog aan worden toegevoegd. Maar dit blijft dus een ‘long shot’. Het is zelfs de vraag of er überhaupt wel voogden zijn aangesteld – in elk geval zou ik de aanstellingsregisters van het Oldambt en de stad (Weeskamer) er even op nakijken.

    Verder is er helaas geen archief van de hervormde gemeente Wildervank bij de Groninger Archieven. Je kunt er dus niet in een diaconierekening bij de ontvangsten op zoek gaan naar een begrafeniscollecte. Dat kan ook niet voor Groningen, omdat de overgeleverde diaconierekeningen van de hervormde gemeente aldaar alleen opgetelde posten bevatten. Voor Veendam zou u de diaconierekeningen (inv.nr. 41) –
    https://www.groningerarchieven.nl/zoeken/mais/archief/?mivast=5&mizig=210&miadt=5&miaet=1&micode=315&minr=943670&miview=inv2
    en het staatboek van de diaconie (nr. 59) nog kunnen nakijken:
    https://www.groningerarchieven.nl/zoeken/mais/archief/?mivast=5&mizig=210&miadt=5&miaet=1&micode=315&minr=943690&miview=inv2

    Redenerend: aangezien de overlijdensdatum van SA’s eerste vrouw tussen 29 juli 1759 en 4 augustus 1761 moet liggen, terwijl veel vrouwen in het kraambed stierven en er ook nog een fatsoenlijke rouwtijd in acht genomen moet zijn voor het aangaan van het tweede huwelijk (minstens zes tot negen maanden), lijkt de kans groot dat zij in 1760 gestorven is. U zou hiermee kunnen volstaan, ook omdat de vrouw niet uw directe voorouder is.

    Wellicht kijk ik straks zelf nog even naar de Veendammer diaconiebescheiden, omdat die voor bovenstaand verhaal het meest relevant zijn. Mocht u zelf nog op zoek gaan, dan hou ik me aanbevolen voor nieuwe aanvullingen – scharenslijpers vormen voor mij een interessante beroepsgroep, omdat ze nogal eens berichten overbrachten van de ene omgeving naar de andere.

  3. Hettema schreef:

    Van mijn kant ook nog een kleine aanvulling op dit prachtige stukje. Hun jongste dochter; Jantje Syverts (Sybrens) geboren 18-01-1773 in De Knijpe behoort tot mijn voorouder, De drie kinderen Jan, Trijntje en Jantje nemen in 1812 de familienaam Van der Schaar aan, Zoon Jan (overl. 11-12-1828 Nijehaske) was scharenslijper, evenals zijn zoon Pieter, barbier en schareslijper. Een aantal generaties scharenslijpers dus.


Mijn gedachten hierbij zijn:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.