Tol van Eelderwolde was aardige melkkoe

RHC Groninger Archieven 1774 (Documentatie Bibliotheek) 4161/1 (map Eelde).

RHC Groninger Archieven Toegang 1774 (Documentatie Bibliotheek) 4161/1 (map Eelde).

Die tol van Eelderwolde was niet zo erg oud. Net als veel andere tollen werd ze ingesteld om de onderhoudskosten van een verharde weg terug te halen bij degenen die er gebruik van maakten. In dit geval kwam zo’n weg, en daarmee de tol, er in 1867.

Dat gebeurde nadat bewoners en passanten al decennia hadden geklaagd over de slechte staat waarin de zandweg door Eelderwolde verkeerde. ’s Winters, maar ook in natte zomers, was deze nauwelijks begaanbaar. De nieuwe klinkerweg tussen Eelde en  de Groninger provinciegrens werd betaald door de gemeente Eelde.  Terwijl de gemeente Groningen voor het noordelijke vervolg van die weg afzag van zijn tolrecht, plaatste Eelde een tolhuis en tolhek in de bocht van Eelderwolde (waar je nu een rotonde hebt).

De tarieven van die tol zijn nooit in een krant gepubliceerd, maar in 1899 werden die van de rijkstollen maatgevend, zodat er na de eerstvolgende tolverpachting 2 cent van elke passserende wielrijder geheven werd. Dat bleek in 1940 nog steeds het tarief voor fietsers. Zo’n abonnement als op bovenstaande foto kon dus alleen maar uit, als je minstens honderd maal de tol passeerde.

De eerste tolpachter die de 2 cent per fiets inde, was eind 1899 ene Hoogeboom, afkomstig uit Eerde/Wapenveld. Voor tolhek en tolhuis betaalde hij 1803 gulden per jaar.  Een verpachting van een  kwart eeuw later bracht 5017 gulden op. Als de tarieven niet verhoogd zijn – en daar lijkt het op – dan duidt deze vermeerdering van de pachtopbrengst op een vertwee- tot verdrievoudiging van het verkeer. En de toename ging maar door. In 1929, het jaar van de mondiale beurskrach, bleek de tolopbrengst voor de gemeente zo’n ƒ 17.000 gulden op jaarbasis: een ruime verdrievoudiging, maar dan in slechts vijf jaar tijd. Daarna liet de crisis zich gelden en was er een terugval, want bij de verpachting van 1936 bleek L. Tijhuis uit Rijssen – de man die het bovenstaande abonnement verkocht – de hoogste bieder met ƒ 12.457,-. Deze Tijhuis was al langer pachter van de tol in Eelderwolde en hij pachtte ook de tol aan de Meerweg. Zou het verkeer in Eelderwolde louter uit wielrijders bestaan, dan moesten er, om de laatste pachtsom terug te verdienen, dat jaar bijna 623.000 fietsers het tolhek passeren.

Maar er waren ook vrijstellingen. In 1911 besloot de gemeenteraad van Eelde bij de bespreking van de pachtvoorwaarden dat Eelderwoldenaren die ten noorden van het tolhek woonden, dus op het korte eindje naar de provinciegrens, hier geen tol hoefden te betalen. Verder golden uitzonderingen voor vervoerders van groente, fruit en zuivel. Arbeiders die er voor langer dan een werkweek dagelijks langs moesten, werden eveneens vrijgesteld, terwijl boderijders met de halve tol  konden volstaan. In 1927 kregen trams en bussen eveneens vrijstelling, maar bussen uit Friesland moesten dus wel betalen. Tot slot gold er vanaf 1936 een uitzondering voor venters uit de gemeente Eelde.

Mensen die de tol moesten betalen, ontdoken deze nogal eens. Zo fietsten veel stadjers in 1933 via achterafweggetjes langs het Stadspark en het Zandmeertje (nu Piccardthofplas) richting Paterswolde, waarbij ze dan pal achter het tolhek uitkwamen, wat de tolgaarder uiteraard met lede ogen aanzag.  Daarom werd er een tweede tolhek bijgeplaatst, aan welk nieuwsfeit we een mooie krantenfoto van de situatie ter plaatse te danken hebben:

Op de voorgrond het nieuwe tolhek van 1933. Verder naar achter in het midden het oude tolhek, met rechts het tolhuis. De blik is dus naar het noorden gericht. Op het tolhuis, dat sterk lijkt op de exemplaren die nog steeds in Peizerwolde en Foxwolde aanwezig zijn, hangt het kastje met de tarieven.

Op de voorgrond het nieuwe tolhek van 1933. Verder naar achter in het midden het oude tolhek, met rechts het tolhuis. De blik is dus naar het noorden gericht. Op het tolhuis, dat sterk lijkt op de exemplaren die nog steeds in Peizerwolde en Foxwolde aanwezig zijn, hangt het kastje met de tarieven.

De tolmeester van Eelderwolde was ook wel eens al te streng. In 1929 meldde een lezer een “tolschandaal” aan het Nieuwsblad van het Noorden:

“Vrijdagmiddag j.l. waren 2 kinderen te Paterswolde achtergebleven in den speeltuin van „De Twee Provinciën”. Moeder moest vroeg naar huis en zij zouden een uurtje later volgen. Toen zij bij den tol te Eelderwolde waren gekomen, kwamen zij tot de ontdekking dat zij de 2 maal 2 centen „wegenbelasting” niet konden voldoen, daar moeder hun beursje had meegenomen, omdat zij bang was dat de kinderen die bij het spelen zouden verliezen. Na lang aarzelen — het was al tamelijk laat geworden — besloten zij te vragen, of ze zoo mochten passeeren. Dit werd hun geweigerd met de opmerking: „Als elkeen er zonder centen door moest, konden wy niet leven”.

De kinderen moesten toen via de Vosbergen, Harendermolen naar huis. Ze wilden graag vóór donker thuis zijn, doch door hun haast raakten zij bij „De Braak” met elkaar in botsing. Hierbij werd een der fietsen zoo goed als onberijdbaar. De kinderen wisten nog tot achter het tolhek aan den Meerweg door te rijden, doch toen gaf de gehavende fiets het op. Van Haren, waar de fiets in reparatie werd gegeven, moesten de kinderen loopen. De inzender wijst erop, dat het aan den tolgaarder aan den Meerweg te danken is geweest, dat de ouders niet tot midden in den nacht in angst hebben gezeten. Hij hoopt dat diens collega te Eelderwolde een volgende keer in dergelijke omstandigheden evenals hij zal handelen.”

Op het steeds drukkere verkeer van fietsen, naast vooral vracht- en luxe auto’s, was de oude, smalle klinkerweg steeds minder berekend. In 1935 legde Eelde op zijn grondgebied daarom een betonweg aan van 5 meter breed, met parallelle voet- en fietspaden. Verbetering van het Groninger gedeelte liet echter vooralsnog op zich wachten.

Intussen klonk de roep om opheffing van de tol steeds luider. In 1925 verzocht het raadslid Luinge, zelf woonachtig in Eelderwolde, hier al eens om. Vier jaar later liet zelfs een afschaffingsbeweging zich horen, al leek die vooral gericht tegen de tol bij de Meerweg. De verpachting ging desalniettemin gewoon door, want de gemeente Eelde kon de opbrengst niet missen, vond ze, en ze kreeg daarin gelijk van de provincie Drenthe. In 1937 fulmineerde wethouder Rugge van Groningen (SDAP) nog eens tegen de tol in Eelderwolde, omdat Eelde volgens hem rijk genoeg was en de revenuën “grootendeels” werden opgebracht door Groningers. De tol bleef echter bestaan tot 1947  – pas toen brak de dag aan, dat men hem vrolijk ten grave droeg. Het bericht over de uitvaart bevestigt nog eens, dat Eelde er een heel aardige melkkoe aan had.

Bronnen van papier:
RHC Groninger Archieven 1774 (Documentatie Bibliotheek) 4161/1 (map Eelde).
C. Schaafsma e.a (red.), Een nieuwe kijk op het oude Eelde (Bedum 1989) 126-127.


4 reacties on “Tol van Eelderwolde was aardige melkkoe”

  1. Ton Andringa, Gasselte schreef:

    Over de tolgaarder van Eelderwolde ging kort na WOII een verhaal dat ’s mans hardvochtigheid nog eens onderstreept.
    Twee Engelse meisjes op trektocht passeerden de tol zonder weet te hebben van de verschuldigde kosten (een stuiver of iets dergelijks). Op de schreeuw van de tollenaar: ‘Hééé!’, riepen zij als antwoord op diens begroeting hem toe: ‘Cheerio.’
    Waarop de man, vertoornd, zijn twee honden ontbond, die de meisjes aanvielen en verwondden.
    De verontwaardiging was groot vooral onder de stadjers, die alle mensen uit Engeland steevast associeerden met de Bevrijders. Bijbelvast als men toen nog was, vereenzelvigde men tollenaar met farizeeër, ‘dus’ NSB’er.Dat kwam in dit verband mooi uit.

  2. Toevallig hoorde ik een paar weken geleden nog van mijn vader dat als zij in zijn jeugd een fietstochtje rond het Paterswoldse meer maakten, ze daarbij tol moesten betalen, en dat het bedrag daarvoor gerekend in een arbeidersweekloon het toch best tot een prijzige attractie maakte. En het was niet iets wat de meeste kinderen zich van hun zakgeld konden veroorloven.

  3. Ton Andringa, Gasselte schreef:

    Uit het verhaal over de twee kindertjes kun je de volgende conclusies trekken.
    – De omweg die zij aanvankelijk wilden nemen via Harendermolen was kennelijk tolvrij.
    – De kinderen moeten daarvoor heel wat over gehad hebben: via de Braak en de Vosbergen (dat is nabij luchthaven Eelde) – gaat het richting Rijksstraatweg; je komt dan uit bij Glimmen. Vanaf Eelderwolde heb je er dan al ca. 10 km opzitten. Daarna naar Stad moet je ook nog op bijna 10 km. rekenen.
    – De keuze vanaf de Braak terug te gaan en de Meerweg te nemen, scheelde aanzienlijk meer dan de helft in afstand. Een kapotte fiets zou allicht de tollenaar vermurven. Goed gedaan dus.
    – Het moeten telgen uit ‘betere kringen’ betroffen hebben. Welk gezin beschikte in 1929 over meer dan een fiets?


Mijn gedachten hierbij zijn:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.