Oude Veenkoloniën waren bijenhoudersgebied bij uitstek in Groningerland
Geplaatst op: 15 juli 2018 Hoort bij: Geschiedenis 2 reactiesDat ik de boedelinventaris van Jan Davids Braam vond, kwam door een nieuw ‘trucje’ in de geavanceerde modus van Alle Groningers. Door een procentteken (%) zonder spatie voor een beroepsaanduiding te zetten, krijg je – spelfouten daargelaten – alle akten van de burgerlijke stand waarin dat beroep genoemd wordt. Deze truuk kan je bijvoorbeeld uithalen met bijenhouder, bijker, ijmker, iemker, imker en bijhouder. In totaal krijg je voor die synoniemen dan 94 akten, die als volgt verdeeld zijn over de periode die de Burgerlijke Stand bestrijkt, onder aftrek van de min of meer recente decennia waarvoor een embargo op de akten berust:

Akten Burgerlijke Stand waarin bijenhouder, bijker, ijmker, iemker, imker of bijhouder genoemd wordt als hoofdberoep van een persoon in die akte. Bron: allegroningers.nl .
Vooral in de eerste decennia van de negentiende eeuw, duidden mensen zichzelf of wijlen hun vader nog aan met een dergelijk hoofdberoep. In de tweede helft van de negentiende eeuw viel dat duidelijk terug, waarna er een partieel herstel optrad in de eerste helft van de twintigste eeuw.
Of de grafiek ook werkelijk het voorkomen van professioneel imkerschap weerspiegelt blijft onzeker. Zoals je aan Braam kon zien, gaf men wel eens de voorkeur aan een andere beroepsaanduiding, terwijl het werkelijke hoofdberoep toch bijenhouder was. Je moet er dan ook rekening mee houden dat er veel meer professionele imkers waren, dan in de akten voorkomen. Het is ook nog mogelijk dat de grafiek vooral het beroepsimago weergeeft. Bovendien zijn de cijfers vanaf 1918 gedrukt doordat de geboorte-aangiften voor die periode nog niet in Alle Groningers zitten.
Uiteraard betreffen die 94 akten niet even zovele bijenhouders, omdat ettelijke imkers in meerdere akten voorkomen. In totaal kon ik 56 mannen identificeren die de bijenteelt als hoofdberoep noemden of als imker etc. werden aangeduid. De namen staan in een lijst die ik bij wijze van bijlage onderaan dit stukje heb geplaatst. In enkele gevallen, vooral in de eerste decennia van de negentiende eeuw, droegen die mannen ook familienamen, ontleend aan hun beroep. Zo hadden imkers in Wolfsbarge en Wehe de achternaam Bijker, terwijl een collega uit Warfhuizen Bijman, ook wel Bijma heette en een vakbroeder uit Hoogezand De Bij genoemd werd. In enkele gevallen zie je bovendien imkerdynastieën, waarbij het beroep van vader op zoon overging. Zoiets had ik al geconstateerd bij de familie Braam (Hoogezand e.o), maar het bleek ook ’t geval bij de Potjewijds (Oude Pekela) en de Van Timmerens (Slochteren).
Hiermee zijn al wat plaatsnamen genoemd. Verreweg het interessantst is inderdaad de vraag waar de mannen woonden, die als hoofdberoep bijenhouder opgaven, of ermee werden genoemd. En dan bedoel ik niet de gemeenten, maar de plaatsen waar deze imkers werkelijk woonden. Die woonplaatsen heb ik op een kaartje gemarkeerd:
Vooral in de omgeving van Slochteren, Hoogezand-Sappemeer, Veendam-Wildervank, het oudste deel van Stadskanaal en de beide Pekela’s kwam de beroepsaanduiding veel voor. In het Westerkwartier was het al beduidend minder, terwijl er in Hunsingo, Fivelingo (met uitgezondering van de omgeving Bierum), het Oldambt en Westerwolde maar weinig mannen waren die zich bijenhouder enz. noemden.
Nogmaals, er is een dark number van mannen die het beroep wel uitoefenden, maar de voorkeur aan een andere aanduiding gaven. Toch weerspiegelt het kaartje mijns inziens wel, waar mensen vooral van de bijenteelt konden leven, namelijk in Midden-Groningen en de oude Veenkoloniën. Dit was ook het gebied, dat centraal gelegen was tussen gebieden met verschillende dominante drachtplanten. Zelf kende het veel boekweitteelt, verder konden bijen naar het koolzaad in het Oldambt en de Ommelanden en naar de heide in Drenthe en Westerwolde.
Dat er veel bijen tussen zulke gebieden vervoerd werden, kan je ook zien aan enkele overlijdensakten. Zo stierf Jan Klaassens Bijman uit Warfhuizen in augustus 1824, tijdens de heidebloei, in het Drentse Hoogeveen, terwijl de Hoogeveense bijker Hendrik Smith in juni 1818, tijdens de koolzaadbloei, in Pieterburen overleed. De laatste heb ik overigens niet in onderstaande lijst opgenomen, net zomin als een andere Drent en enkele Friese imkers. Het was me immers louter te doen om de Groningse bijenhouders.
Bijenhouders etc., genoemd in Alle Groningers:
WOONPLAATS | NAAM BIJENHOUDER | GENOEMD IN AKTEN UIT JAAR |
Bedum | Jan de Neu (vgl. Zuidbroek) | 1900, 1905, 1907, 1909, |
Bierum | Derk Jans Draak | 1827 |
Jan Gerrits Schuurman | 1838 | |
Tjark Alberts van Dijk | 1850 | |
Foxhol (gem. Hoogezand) | David Jans Braam (vgl. Hoogezand) | 1845, 1846 |
Grijpskerk | Eduard Poppema | 1911, 1913, 1914 |
Groningen | Willem Spiekman | 1826 |
Haren | Evert Heidema | 1927 |
Hellum (gem. Slochteren) | Jan Eisses Doornbos | 1879 |
Hoogezand | Hindrik Stoffers de Bij | 1816 |
Jan Davids Braam (vgl. Foxhol) | 1820 | |
Kalkwijk (gem. Hoogezand) | Arend Aljes Smit | 1822, 1823 |
Kleinemeer (gem. Sappemeer) | Derk Vegter | 1868 |
Jan Barkman | 1901 | |
Kolham (gem. Slochteren) | Jannes Tepper | 1876, 1877 |
Pieter Schuur | 1879 | |
Midwolda | Willem Baas | 1943 |
Nieuwe Pekela | Pieter Alles de Jonge | 1813, 1814 |
Willem Jans Horlings | 1832 | |
Harm Jans de Weerd | 1833 | |
Noordhorn | Jan Vlietstra | 1906, 1912, 1913 |
Opende (gem Grootegast) | Pieter van Velden | 1921 |
Oude Pekela | Harmen Klaassens Pottjewijd | 1814 |
Geert H. Potjewijd | 1816, 1818 | |
Schildwolde | Eisse Folkersma | 1920, 1929, 1930, 1931, 1934, 1943 |
Jans Folkersma | 1930, 1931 | |
Sebaldeburen (gem. Grootegast) | Johannes Schaafsma | 1919, 1923 |
Siddeburen (gem. Slochteren) | Kornelis Koning | 1894, 1896 |
Slochteren | Jakob Jans Meelker | 1856 |
Eisse van Timmeren | 1913 | |
Jakob Hindrik van Timmeren | 1927 | |
Spijk (gem Bierum) | Klaas Simons Groenewold | 1827 |
Stadskanaal (gem. Wildervank) | Gozen Albertus van Groenendal | 1838 |
Stadskanaal (gem. Nieuwe Pekela) | Pieter Hindriks Brouwer | 1826 |
Harm Arends | 1882 | |
Veendam | Arend Hindriks Bolhuis | 1830 |
Jan Geerts Kool | 1856 | |
Derk Vos | 1901 | |
Koert Kram | 1906 | |
Vlagtwedde | Heero Harms Tammes | 1828 |
Warfhuizen | Jan Klaassens Bijman (ook 3x Bijma) | 1818, 1820, 1821, 1824, 1836, 1838 |
Wehe (gem. Leens) | Jan Tammes Bijker | 1814 |
Westerbroek (ge, Hoogezand) | Eildert Jans Braam | 1819, 1824, 1826, 1836, 1838, 1842 |
Westerlee (gem. Scheemda) | Albertus Hermannus Rademaker | 1937 |
Westerzand (vgl. Sebaldeburen) | Johannes Schaafsma | 1918 |
Wildervank | Abraham Harms Staal | 1837, 1839, 1841 |
Jacob Jans Boer | 1851, 1852, 1855 | |
Lourens Fokkes Kroon | 1852, 1859 | |
Hindrik Haijes Rubing | 1864, 1869 | |
De Wilp (gem Marum) | Eelke Nieman | 1921 |
Jelle/Jelke Tienstra | 1926, 1934 | |
Windeweer (gem Hz) | Reint Arents Nieboer | 1812, 1822 |
Folkert Buitenhof | 1923, 1930 | |
Winschoten | Jan Wever | 1934 |
Wolfsbarge (gem Hz) | Arend Berend Bijker | 1824 |
Zuidbroek | Jan de Neu (vgl. Bedum) | 1899 |
Mooi stuk werk. Dat kaartje ook. Zeker overgenomen uit het standaardwerk “Apiculteurs du Département de l’Ems Occidentale” ?
Mais non. Is een kerspelkaart uit de Geschiedkundige Atlas van Nederland, die voor de oorlog verscheen.