Een historisch debat over de Nieuwbrug

Nieuwbrug e.o. , 1826. Plattegrond door Provinciale Waterstaat. Collectie RHC Groninger Archieven 817-2780.2.

Dit is inmiddels zeeker, dat dezelve brugge zig thans bevind in eene hoogst gevaarlijke situatie, en alleen door behulp van touwen belet wordt uit elkanderen te vallen, zijnde een enkel kwaadaardig persoon door een deezer touwen los te maaken of door te snijden in staat om de grootste ongelukken te veroorzaaken en een doorgaande passagie te belemmeren, zoodat het van kante der policie volstrekt wordt gevordert dat deezen aangaande ten eersten de vereischte order werde gesteld…

Aldus A.P. Driessen, drost van het Westerkwartier, in 1807 over de toestand van de Nieuwbrug over het Aduarderdiep bij Leegkerk. Deze brug was er in de late Middeleeuwen als til of boogbrug gekomen dankzij de Stad Groningen, die er een herberg naast bouwde. Destijds bestonden het Hoendiep en zijn aanliggende Trekweg nog niet als aanvaardbare verkeersader, en de Stad wilde een goede wagenweg naar en vanaf het centrale deel van het Westerkwartier en Friesland, vandaar de aanleg van de Nieuwbrug, die gezien werd als tegenhanger van de oude brug bij Steentil. Ook bleef de Stad eeuwenlang voor onderhoud zorgen. Tot ze daar rond 1800 geen heil meer in zag. Vandaar de houtje-touwtje constructie, door Driessen gesignaleerd in zijn brief aan de Landdrost van Groningerland.

Begin 1807 had het provinciebestuur van Stad en Lande het Groninger stadsbestuur nog aangeschreven met de boodschap dat de Stad de Nieuwbrug “in een bruikbaaren staat” moest houden. Ook wilde het provinciebestuur de precieze redenen weten, waarom de Stad daar geen trek meer in had.

Bij monde van L. Beckeringh antwoordde het stadsbestuur met een historisch betoog, dat het lot van de brug verbond met dat van het stedelijke stapelrecht. In 1595 was dat recht, zoals bekend, bevestigd door de Staten-Generaal. Een onderdeel ervan vormde het verbod op het brouwen van bier in de Ommelanden, anders dan voor consumptie in eigen huis. Er mocht daar alleen bier worden verhandeld, of in herbergen worden getapt, als dat kwam van een Groninger brouwer. Volgens het stadsbestuur ging de aanleg van de nieuwe brug gepaard met het recht om bij deze brug en bij die van Enumatil herbergen te bouwen, die ook alleen maar hun bier uit de stad mochten betrekken. Stedelijke brouwers konden het recht op leverantie hier kopen van de Stad, tenzij dat recht was afgekocht ten gunste van een andere Groninger brouwer. Door de Bataafse Revolutie echter, was de Stad haar stapelrecht kwijtgeraakt. Beckeringh:

Het stapelregt intusschen door de gebeurtenissen welke in den jare 1795 hebben plaats gehad, zijnde komen op te houden, gelijk ook het uitsluitend regt om bij de Nieuwebrug en Enumatil oost- en westzijde geen ander bier te mogen verkoopen als hetwelk in de Stad is gebrouwen – ofschoon dat regt aan de Stad wettig competeert – zoo vermeenen wij dat door die veranderingen de redenen en motiven die de Stad gehad heeft in vorige tijden om gemelde brug aldaar te laaten maken en onderhouden, tans ten eenemaal komen te cesseren en dat het tegen alle reden en billijkheid zou zijn dat de Stad met het onderhoud eener brug in de Ommelanden, waarbij zij tans geen het minst belang heeft, zou blijven bezwaard.

Van het provinciebestuur verwachte het stadsbestuur dat het “de billijkheid” van deze argumentatie zou inzien en een besluit zou nemen dat goed zou zijn voor de bewoners van het Westerkwartier.

De Landdrost zond het stedelijke stuk door naar A.P. Driessen, de hierboven al ter sprake gekomen drost van het Westerkwartier. Hij zette vraagtekens bij het door de stad veronderstelde verband met het stapelrecht en de exclusieve leverantie van Groninger bier als motieven om de Nieuwebrug te bouwen en onderhouden. Volgens de nuchtere Driessen vormde de herberg bij de Nieuwebrug veeleer een bewijs voor het drukke verkeer of

voor de aangelegene passagie, welke langs deezen weg plaatshad, dan dat hetzelve kan worden gehouden van dat belang om alleen daarom op stadskosten een geheel nieuwe brugge over het Aduarderdiep aan te leggen.

Verder trok de Stad volgens Driessen al heel lang geen “bijzondere voordeelen” meer uit de verkoop van stadsbieren op de Nieuwebrug en bij Enumatil. Inderdaad staat me van resoluties en stadsrekeningen bij dat de stedelijke band met de herberg bij Nieuwbrug ca. 1620 al verbroken werd. Toch was de Stad al die tijd met het brugonderhoud doorgegaan, ook toen naderhand de passage langs de Nieuwbrug “aanmerkelijk” verminderde dankzij de ”de considerabele verbetering van de Trekvaart en aanlage van een uitnemend Trekpad” (bedoeld zijn het Hoendiep en de rode puinweg erlangs, HP).

Het verlies van het stapelrecht in 1795 vormde dus nogal een gezocht argument om zich te onttrekken aan de eeuwenlange onderhoudsplicht. Maar Driessen wilde geen uitspraak doen of de stad zich terecht onttrok, “doordien dit object toevallig voor haar van minder waarde is geworden”. Fijntjes wees hij erop dat de aanwonenden van de weg die naar de Nieuwbrug voerde, altijd vrij waren geweest van wegonderhoud – hij vroeg zich af of die “naar regte nu nog met deeze last kunnen worden beswaard”.

Of dit jaar al het besluit viel om het onderhoud van de Nieuwbrug naar de provincie over te hevelen, weet ik niet. Feit is dat in elk geval vanaf 1826 tot 1940, toen de Nieuwbrug als draaibrug door ons leger werd opgeblazen, het onderhoud in handen lag van de provincie, die een pachter passagegeld bij de brug liet innen.

Bron: RHC Groninger Archieven, Toegang 3 (archieven Gewestelijke Besturen) inv.nr. 712: ingekomen missives van plaatselijke bestuurders etc., dossiertje met de brieven van het Stadsbestuur en Driessen d.d. 10 april en 26 juni 1807.


2 reacties on “Een historisch debat over de Nieuwbrug”

  1. Attie schreef:

    Leuke blog.

  2. Nick Landman schreef:

    Beste mensen, op basis van bouwtekeningen uit 1855, heb ik van zowel van de sluiswachters woning als van de draaibrug een kartonnen bouwplaat gemaakt/model.
    Graag zou ik de plek bezoeken van herberg en brug.
    Helaas is dat nu 2020 verboden terrein.
    Belangrijk is de exacte locatie , want uit documenten uit 1955 blijkt dat Hoogkerk, vuil is gaan storten vanaf de nieuwe brug richting Hoogkerk.
    Ik heb al vele scherven ,flesjes en ketels gevonden.
    Misschien een idee om de brug te herbouwen op deze unieke locatie.
    Nick Landman .


Mijn gedachten hierbij zijn:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.