Een tewaterlating bij Vierverlaten

Eerst maar ’s overleggen – hoe kan het ’t beste?

Voorzichtig, voorzichtig…

The Point of No Return:

Lijntje rustig laten vieren:


Wolkenrondje Vierverlaten

Kon nog net een uurtje fietsen. Op de Roderwolderdijk een interessante wolkenformatie, die niet op de Buienradar te zien viel:

Vanaf het viaduct over de A7:

De formatie dreef richting stad en regende maar liefst drie druppels op mijn hoofd:

Suikerfabriek Vierverlaten:


Achter de gevels van het Stationskoffiehuis te Vierverlaten

Ik zou nog terugkomen op het interieur en daarmee de functies van het Stationskoffiehuis te Vierverlaten. In 1912 liet uitbater Boerma het gedeelte met de doorrit en de stallen etc. verbouwen, en daaraan danken we een plattegrond van het hele complex. Dat viel grofweg uiteen in twee delen, die zo’n beetje in het midden werden gescheiden door de kruidenierswinkel en een gang zonder overkapping die naar het achtererf liep:

Grondplan 1912. RHC Groninger Archieven 1748-2739.

De westelijke helft van het complex, op het plaatje links, bestond grosso modo uit het eigenlijke koffiehuis, nog een bedrijfje en de achterliggende woning. De oostelijke helft rechts herbergde de doorrit en de stallen. Wat er veranderde, gaf de architect aan met donkere lijnen. Het betrof voornamelijk de muren in het ‘agrarische’ deel rechts: deze werden nieuw opgetrokken van steen in plaats van hout. Hoewel er dus niets aan het koffiehuisdeel links gebeurde, heeft de architect de bestaande toestand daarvan wèl in zijn tekening opgenomen. Zoomen we eerst in op dat deel:

Onderaan zie je de veranda aan de Trekweg. Deze passeren we op weg naar de deur (aangegeven door het dwarsstreepje) van de gelagkamer. Linksaf kan je dan naar de biljartzaal. Achterin de gelagkamer heb je de deur naar het woongedeelte (waarschijnlijk aangegeven met een bordje ”privé’) en naar een scheersalon. Behalve koffiehuishouder, winkelier en wagenverhuurder was Boerma dus scheerbaas of barbier. Tegenwoordig schijnt de combinatie van kapsalon en horeca weer gewild te zijn, maar destijds bestond die dus al. In het woongedeelte, tenslotte, treffen we de (woon)keuken, een bergplaats en een (nette) woonkamer aan. Naast de woonkamer zitten twee slaapkamertjes met samen drie bedsteden, die op de tekening aangegeven zijn met een kruis. Dezelfde kruisen zie je achteraan de biljartzaal. Hier zal het personeel hebben geslapen, terwijl de familie Boerma zelf bij de woonkamer sliep. In de westelijke muur van de biljartkamer en de bedsteden, die op foto’s van buiten overdekt is met klimop, ontbreekt een raam. In aanmerking genomen dat er in de biljart- en de gelagkamer flink gerookt werd, moet de slaapgelegenheid hier niet al te gezond zijn geweest.

Voor het rechter, ‘agrarische’ gedeelte van het complex gaan we eerst even terug naar 1907, toen Boerma het pas verworven had en wilde verbouwen:

RHC Groninger Archieven 1748-.2739.

Onder zie je het nog rechthoekige winkeltje met een lange toonbank in het midden en vaste bakken rechts. Tussen die toonbank en de bakken zal Boersma of zijn vrouw als winkelier hebben gestaan. Rechts, schuin naar achteren, heb je de doorrit, daar buitenom bevinden de bocht in de Trekweg en het Hoendiep/Koningsdiep. De wagendeuren van die doorrit zaten voor 1907 nog niet in de rooilijn van het koffiehuis en de winkel. Boerma wilde de passage langs die deuren gemakkelijker maken voor paarden en wagens . De rode stippellijn op de tekening geeft zijn bouwplan aan. Door twee hoekjes uit de winkel te nemen en die aan de doorrit toe te voegen en bovendien de gevel schuin uit te laten springen ten opzichte van genoemde rooilijn, zou hij niet alleen meer manoeuvreerruimte in de doorrit verkrijgen, maar ontstond er ook een meer besloten voorerf. Tegen dat uitspringen rees echter bezwaar vanwege de verkeersveiligheid op de naastgelegen Trekweg en de uitkomst was dat de wagendeuren in de rooilijn van winkel en koffiehuis kwamen te staan. Dat Boerma hiervoor echter compensatie kreeg, blijkt uit de schets van de bestaande toestand uit 1912:

Vergeleken bij de tekening uit 1907 maakt de doorrit hier een heel andere hoek ten opzichte van die rooilijn: het gebouw neemt nu meer ruimte in. Achter de doorrtit moet een wat hokkerige toestand hebben bestaan met links een koetshuis en een turfhok, beide uitkomend op de de doorrit, centraal een koestal met grup en gang en rechts een paardestal, met eromheen een bergplaats, een berging en het privaat, waarvan de architect het ronde gat boven het poeptonnetje ook intekende. De paardestal viel in twee delen uiteen – er konden dus waarschijnlijk twee paarden staan.

Bij het opnieuw optrekken van dit oostelijke deel van het complex verandert zijn plattegrond nogal:

Het turfhok kwam dichterbij  de doorrit, de koestal verplaatste men naar de buitenkant, de paardestal kreeg meer ruimte en werd nu geschikt voor drie paarden in plaats van twee, er was een nieuwe bergruimte voor rijwielen, terwijl het privaat ook iets anders gepositioneerd werd, maar zijn rondje behield. Zo moet de toestand geweest zijn tot een nieuwe uitbater in 1927 de boel andermaal veranderde. De voorgevel langs de bocht van de Trekweg zag er intussen zo uit:

Links een stukje koffiehuis, het winkelpuitje met het Jugendstil-etalageraam en de zuidwestelijke wagendeuren van de doorrit. Deze stonden allemaal op dezelfde rooilijn. Rechts van de wagendeuren maakte de gevel dan een knik, wat hij opnieuw deed links van de noordoostelijke wagendeuren. In de muur ertussen zaten vier ramen, boven de doorrit was er nog een zolder voor opslag van bijvoorbeeld hooi. Erg veel allure had deze hoekoplossing niet.

Eind 1925 wilde Hinderikus Boerma het hele complex al onderhands verkopen. Blijkbaar kreeg hij na zijn krantenadvertentie geen aannemelijk bod en een jaar later liet hij het veilen:

Nieuwsblad van het Noorden 20 november 1926.

Opmerkelijk is dat de scheersalon niet in deze aankondiging genoemd wordt. De koestal bood kennelijk ruimte voor tien runderen, de derde paardebox moet in beslag zijn genomen door iets anders. Weliswaar heet de zaak in de advertentie een “neringrijk stationskoffiehuis”, maar bij het aanprijzen van de lokatie in de laatste alinea’s speelt het station geen rol – kennelijk waren louter de verkeersweg, het vaarwater en de fabrieken relevant voor het mogelijke vertier.

Bij het opbieden en afslaan bleek Gerrit Danhof uit Eenrum de hoogste bieder met ƒ 15.200,-. Krachtens de koopvoorwaarden moest hij bovendien nog 250 gulden betalen voor de winkelkast, een grote en drie kleinere winkelbakken en de elekrische lampen, behalve dan die in de woonkamer. Een stuk land aan de overkant van het Koningsdiep, dat Boerma eerder gepacht had en dat tegelijkertijd onder de hamer kwam, nam Danhof bovendien nog van de eigenaren over voor 175 gulden.

Niet bij de koop inbegrepen waren de café-inventaris en de winkelgoederen en –gereedschappen. Hiervoor zette Boerma eind april 1927 een boeldag op touw:

Nieuwsblad van het Noorden 16 april 1927.

Met die hoeveelheid melkvee was Boerma een grotere boer dan menige keuter op zand of veen. De hooihark zal hij hebben gebruikt om het land aan de andere kant van het Koningdiep te hooien. Zijn biljart was Gronings fabrikaat, de eikenhouten kappersstoel werd uit de scheersalon verwijderd en in het koffiehuis konden, afgezien van de markttafel en de banken, maar liefst 60 mensen op de Weense en andere stoelen zitten, bijvoorbeeld bij een vergadering of festiviteit.

In weerwil van de aankondiging kwam er op de boeldag geen paard onder de hamer, De gekruiste Belgische ruin was blijkbaar vooraf al onderhands verkocht. De koeien en de vijf schapen gingen naar boeren in Foxwolde, Roderwolde, Tolbert, Lettelbert en Vierverlaten. Misschien zegt dit ook iets over de klandizie van het koffiehuis. Naast die ene scheerstoel van de advertentie, die 18 gulden opbracht, had Boerma nog een andere, slechts 3 gulden waard. Als bijzonder stuk is nog een albumstander vermeldenswaard. In totaal bedroeg de opbrengst van de boeldag ruim 1200 gulden, waarvan de kleine helft voor rekening kwam van de levende have.

Kortom, toen Hinderikus Boerma ophield met het Stationskoffiehuis te Vierverlaten, bleek hij naast koffiehuishouder tevens kruidenier, scheerbaas, wagenverhuurder en veeboer. Zijn kostwinning was zeer divers. Vermoedelijk zou dat niet zo het geval geweest zijn, als het koffiehuis achter die fraaie veranda hem voldoende had opgeleverd.

Bronnen, naast de genoemde: RHC Groninger Archieven, archief notaris Jan Vellinga Leek, de akten 1926-340 en 352 (een geheel vormend), en 1927-105.


Het Stationskoffiehuis te Vierverlaten, zijn lokatie en façade

We staan op de brug van Vierverlaten met onze rug naar de Roderwolderdijk en kijken schuin over het bevroren Hoendiep naar het streekje aan de noordkant, dat ook wel eens de Vierhuizen werd genoemd:

Hoendiep nz. Vierverlaten, 1903-1905. RHC Groninger Archieven 818-16220.

Uiterst rechts, daar waar het Hoendiep kruist en zich even identificeert met het Koningsdiep, staat het Stationskoffiehuis van Vierverlaten. Zoomen we daarop in via een uitsnede uit bovenstaande ansicht:

Links van de voorgevel staat de hand- of strijkpaal, waarover een paar dagen geleden enige discussie was. Die voorgevel oogt nogal gewoontjes. Een rijtje knotlinden moet ’s zomers voor schaduw en verkoeling zorgen. Rechts van het eigenlijke koffiehuis het kruidenierswinkeltje dat de koffiehuis- of caféhouder tevens uitbaat, en de wagendeuren van zijn doorrit. De bocht van de weg ligt om die doorrit heen. Achter die bocht zie je enkele goederenwagons op de spoorweg.

Het volgende plaatje liet ik al eens zien, daarom dit keer de eigenlijke foto zonder zijn bloemrijke omlijsting. Links de hand- of strijkpaal, het gewonige voorgeveltje, nu zonder de linden, nog een paal met een bordje met het devies ‘Langzaam’ in kapitalen, het winkeltje, de doorrit en het jachtwagentje bij de bocht van de weg. Voor het huis poseren vrouw Boerma, haar piepjonge dochtertje en haar dienstbode voor de langskomende fotograaf:

Dat jaar, 1907, was er een verbouwing geweest, waarbij de doorrit er een hoek ruimte bij kreeg ten koste van het winkeltje, dat er echter een aardig puitje voor terugkreeg met een kroon er bovenop en een Jugendstil-krul in het etalageraam:

Bouwtekening (calque) van Eldering en Duisterwinkel uit 1907. Collectie RHC Groninger Archieven 1748-2739.

Een jaar later, in 1908, kreeg het eigenlijke koffiehuis een facelift in de vorm van een eclectische veranda met negentiende-eeuwse en Jugendstil-elementen. De omgekeerde blauwdruk:

Bij het eeuwfeest 1813-1913 van de bevrijding van het Franse juk stak eigenaar Boerma de nationale vlag uit. Tevens bouwde hij een erepoort met veel groen voor de ingang van zijn veranda, die verder met lampions werd versierd. Boerma’s dochtertje, dan 8 jaar en zoontje, dan 4, poseren voor de veranda, die aan de zijkant niet helemaal lijkt uitgevoerd zoals het bewaard gebleven ontwerp van architect Eldering aangaf:

Collectie Bert Visser.

Van weer een paar jaar later is er opnieuw een fraaie overzichtsfoto, waarvan een bekwaam schilder eens een schilderij zou moeten maken. De grindweg langs het Hoendiep lijkt net een laagje nieuw zand te hebben gekregen. Uiterst links, op de hoek van het Hoendiep en het Koningsdiep, staat een prieel op de landtong. In het midden een oude herberg die boven alles uitsteekt, de brug met het verlaat of de sluis erachter en het verlaatshuis, waar je ook wel wat kon drinken.  Links op de voorgrond twee scheepsjagers bij een rolpaal. In de verte het schip dat ze trekken, het komt net door de brug heen. En rechts het Stationskoffiehuis met zijn veranda en een fietsenrek ervoor:

Bocht Hoendiep Vierverlaten gezien naar het westen, ca. 1915. RHC Groninger Archieven 1986-23523.

De hand- of strijkpaal staat er dan nog en vanuit dit standpunt in de bocht is ook goed te zien dat hij aan zijn doel beantwoordt. Immers, schippers die vanaf Hoogkerk komen, zullen hier naar rechts over de weg heen kijken of de vaart naar de brug en sluis vrij is. De paal loopt ze dan in het oog, en voor schippers vanuit de richting De Poffert geldt uiteraard hetzelfde.

Achter het Stationskoffiehuis is dit in 1919 het beeld:

Collectie HJRNoorden (Flickr).

Er is nog veel vrije ruimte met weiland of moestuinen. Aan de overkant van het spoor zien we het stationnetje en de dienstwoningen. Meer naar rechts zit de spoorwegovergang, die gesloten is vanwege een passerende stoomtrein. Uiterst rechts kan je nog niet een randje van Boerma’s opstallen zien. Later zal in die vrije ruimte nog een rijtje arbeiderswoningen verrijzen.

Tot slot een foto waarbij Boersma’s opvolger Danhof poseert voor zijn café- en winkel. Hij nam de zaak in 1927 over en maakte vrijwel meteen korte metten met alle Jugendstiltierelantijnen. De veranda verdween en maakte plaats voor een gevel waarvan de sterk vergrote ramen tot op de grond doorliepen. De winkel kreeg een strakke art deco-pui. Aan de bovenkant van de ramen zitten nu bij zowel de winkel als het café gekleurde glas in loodvensters:

Café Danhof Vierverlaten, ca. 1935. RHC Groninger Archieven 1986-23524.

In 1937 hield Danhof op met het Stationskoffiehuis, dat nog enkele decennia door andere uitbaters werd voortgezet als een gewoon café. Ook achter de gevels veranderde er in de loop der jaren het een en ander. Maar daarover graag een volgende keer.


De veranda van het Stationskoffiehuis te Vierverlaten

In 1908 ontwierp een architect Eldering deze prachtige “warande” voor het Stationskoffiehuis te Vierverlaten:

Ik heb de entreepartij er nog even uitgeknipt:

Typisch Jugendstil, die bekroning. Terwijl de omlijstingen met latwerk en de hekjes me meer negentiende-eeuws aandoen.

Wordt vervolgd.

Bron: RHC Groninger Archieven 1748 (archief gemeente Hoogkerk) inv.nr. 2739.


Station Hoogkerk-Vierverlaten

Van 1866 tot 1951 stopten de passagierstreinen op de lijn Groningen-Leeuwarden nog bij een Station (Hoogkerk-)Vierverlaten, dat zich bevond aan de noordwestkant van de huidige spoorwegovergang bij het Hoendiep, ten westen van de suikerfabriek. In 1902 verrees hier een stationsgebouw. Na de opheffing van de publieksfunctie stonden de opstallen nog een paar decennia het goederenvervoer ten dienste. Medio jaren 80 werden ze gesloopt.

Volgens Stationsweb lag de halte “nogal afgelegen, wat niet gunstig zal zijn geweest voor de reizigersaantallen”. Iemand die daarop reageerde, schreef dat er er nogal wat arbeiders van de suikerfabriek uit- en instapten: “In de bietencampagne gaf dat vaak volle treinen”. Zelf denk ik dat het station nadrukkelijk ook een streekfunctie had, bijv. voor boeren uit Noordwest-Drenthe en oostelijk Westerkwartier die naar de Leeuwarder veemarkt wilden. Die was groter dan de Groningse veemarkt, en trok veel bezoek uit het Westerkwartier.

Vandaag vond ik in het archief van de voormalige gemeente Hoogkerk een plattegrondje in blauwdruk uit 1913 van het terrein en de opstallen van dit station. Daarvan heb ik de kleuren omgedraaid, terwijl ik het contrast wat aandikte en de contouren van het halte- of stationsgebouw rood maakte:

RHC Groninger Archieven 1748-3945.

De toegangsweg en het voorplein lagen aan de noordkant. Die toegangsweg liep vanaf de provinciale grindweg langs het Hoendiep. Aan die toegangsweg stonden enige dienstwoningen voor het personeel. Ten zuiden van de dienstwoningen en het belendende haltegebouw lagen de twee perrons: een lang perron aan de noordkant van de twee doorgaande spoorlijnen, een kort perron tussen deze beide lijnen in. Aan de zuidkant van het emplacement bleek er zelfs nog een doodlopend spoor voor het laden en lossen van goederenwagons te liggen, met een flankerende Losweg. Ten westen van het stationsgebouw bevonden zich nog een goederenloods en een kolenloods.

RHC Groninger Archieven 1986-23519.

Volgens Stationsweb was het stationsgebouw een “klein gebouw met uitsluitend dienstruimten”. Dat van die dienstruimten zal dan na 1951 het geval zijn geweest, want een prentbriefkaart van ongeveer 1910 laat zien dat er vier uithangbordjes aan de perronkant hangen, die als functies aangeven:

  • Privaten, waterplaats
  • Wachtkamer 1ste klasse
  • Doorgang (naar het voorplein)
  • Wachtkamer 2de klasse

Dat die wachtkamers waarschijnlijk ook een horecafunctie hadden, blijkt uit de talrijke emaillebordjes op de muren tussen de deuren en ramen. Achteraan zie je het uitbouwtje, dat ook op de plattegrond zichtbaar is. Op het perron staan spoorwegmannen, ik denk met familie. De loc voert het nummer 1071. Of het is oostenwind, of hij duwt de trein richting Groningen. Rechtsachter bevindt zich de spoorwegovergang, die door de trein wordt geblokkeerd. Het tussenperron lijkt lager en is geplaveid met steenslag, mogelijk had dat geen publieke functie. Uiterst rechts is het spoortje voor het laden en lossen zichtbaar.

RHC Groninger Archieven 1986-23521.

Iets ouder lijkt een foto die van de andere kant af genomen is, en waarop bijna louter personeel poseert. Hierop zie we weer dezelfde bordjes als op de vorige foto. De uitbouw komt hier mooier in beeld, de twee schoorstenen zullen de wachtkamers voor wat betreft de verwarming rookvrij hebben gehouden. De goederenloods staat er al wel en de kolenloods nog niet.

Kortom, het haltegebouw had wel degelijk een publieksfunctie met die twee wachtkamers. De samensteller van Stationsweb heeft niet goed naar de door hem geplaatste foto’s gekeken.

Hoewel er dus waarschijnlijk warme en koude dranken in die wachtkamers werden geserveerd, was er apart ook nog een stationskoffiehuis.

RHC Groninger Archieven 1986-23520.

Waar dit zich bevond is onbekend. Aan de richtingaanwijzer en de achtergrond te zien, stond het echter bij de bocht van de provinciale weg langs het Hoendiep ten zuiden van de spoorwegovergang, dus vanaf het station gezien aan de overkant van het spoor. Het café, de winkel en de stalling werden getuige het uithangbord geëxploiteerd door een H. Boerma. Voor het huis staat een soort van jachtwagentje – het zou me niet verbazen als Boerma die bij wijze van taxi verhuurde, niet zozeer aan de arbeiders van de suikerfabriek, als wel aan de veeboeren uit de wijde omtrek.


Ommetje Hoogkerk

Abelen bij de Roderwolderdijk onder Hoogkerk:

Slingerend hondenpaadje naar het viaduct over de A7:

Een oostelijke poort op Westpoort:

Besneeuwde huifkar bij huis op Vierverlaten:

Waakzame kip, bij de Vierverlatenbrug:

Besneeuwd Bangeweer:


Bie ol scheerboas ien Tolbert

Op de zolder van museumboerderij Cazemier annex Oudheidkamer Fredewalda in Tolbert staat een fors ‘kappersmeubel’, dat in de vorige eeuw dienst heeft gedaan in opeenvolgende Tolberter kapperszaken. Oorspronkelijk was het van een familie Boersma, die viavia van Vierverlaten bij Hoogkerk kwam waar ze het stationskoffiehuis uitbaatte, een établissement dat op zijn inventarris in 1927 nog steeds een kappersstoel had staan. De neringen van kapper en tapper gingen destijds niet alleen daar samen. Ook in Tolbert bleken het niches.

Het kappersmeubel zal van ongeveer 1900 dateren:

Bij die vierkante laadjes vroeg ik me af wat erin heeft gezeten; kappersblaadjes zoals in de jaren 60 De Lach? Of ‘kapotjes’ die onder de toonbank werden verkocht?

Heuker was zowel dames-als herenkapper. Bijbehoren zoals deze – iets waarmee je droogkappen aanstuurt, dunkt me:

Scheerbekken:

Onderdeel van droogkap:

Het kappersmeubel van opzij. Vooraan ligt een föhn? Het ding boezemde sommige kinderen nogal vrees in.:

Haarsnijmachinetje of tondeuse op handkracht van een degelijk Duits merk uit de befaamde messenstad Solingen:

Het briefje dat kapper Heuker ophing als zijn aanwezigheid even buiten de zaak gewenst was:

Het kappersmeubel van Heuker en zijn voorgangers vormde gisteren de aanleiding voor een goed bezochte donateursmiddag van Fredewalda. Deze lokaal-historische stichting had onder de titel ‘Bie de scheerboas’ een soort van bonte avond in elkaar gezet, met een historische, deels autobiografische lezing over ontwikkelingen in het kappersvak, lokale zangeressen, een schetsje van Max Douwes uit de RONO-serie Mans Tierelier en zien dwaellicht deur Drenthe, en een tweedelige film van Tjerk Bekius over het Tolberter kapperswezen. Tot besluit van dit programma zongen de ruim honderd aanwezigen staande enige coupletten van het Tolberter volkslied.

Na de Boersma’s was het kappersmeubel dus het eigendom van kapper Gerrit Heuker. Hij  kwam in 1943 als jongmaatje/kappersbediende in de zaak van Boersma en leerde daar het vak, om midden jaren 50 als theoretisch en practisch volleerd grootknecht de zaak over te nemen. Meermalen verhuisde Heuker  binnen Tolbert, om uiteindelijk tegenover de hervormde kerk terecht te komen. Toen hij er in 1993 mee ophield, had hij geen bedrijfsopvolger en dreigde het kappersmeubel verloren te gaan, maar kwam het via dorpsgenoten bij Fredewalda terecht. Als ik het goed begrijp was zelfs het eerste object in haar collectie.

Vroeger lieten arbeiders zich twee keer per week scheren, leerde ik uit de lezing. De openingstijden van de kapsalon waren tegen het weekend wat ruimer dan nu, begreep ik ook.  Formeel was Heuker nog tot 9 uur op zaterdagavond open. Dan ging de deur op slot, maar de mannen die dan al binnen waren, konden zich nog tot ver na die sluitingstijd laten scheren. Als allerlaatste kwam dan de dominee aan de beurt, die er zondagochtend bij de preek immers piekfijn uit moest zien.

In Tolbert waren er voor en in de oorlog zeker drie  kapperszaken: namelijk die van de families Hovinga, Wagenaar en Boersma. Drie kappers op een bevolking van ruim 3000 zielen, dat lijkt veel (1 kapper op ruim 1000 inwoners) en in dit verband vroeg ik mij af, of de verzuiling ook nog een rol speelde. Bediende elke kapper misschien de eigen zuil – hervormd, gereformeerd  of vrijgemaakt? En kon je aan de kapsels dan de gezindheid zien? Helaas bleven die vragen onbeantwoord.

In elk geval mocht bij Heuker niet over geloof of politiek gesproken worden, onderwerpen die immers ook bij uitstek geschikt zijn om twist en tweedracht te veroorzaken. Verder was het de bedoeling dat de meer persoonlijke zaken niet buiten de salon kwamen en sub rosa bleven. De kinderen van de kapper kregen dit ook al vroeg ingeprent.

Zie ook.


Andermaal Zuidhorn vv

Leegkerk, Tichelwerkpad – mevrouw blaarkop heeft net als gister haar weiland wederrechtelijk verlaten. Toch maar even terug om de boer te waarschuwen:

Terug van de boer, blijkt dat mevrouw inmiddels in de bijna droge sloot vertoeft:

Boerenzakdoek als vlag:

Bij een bankje aan het Hornpad, tussen Den Horn en Zuidhorn:

Zwarte koe bij het Hornpad:

In een leegstaande handwerkwinkel, Zuidhorn:

Scheuvelaars tegen de wind in, windwijzer zuidkant Zuidhorn:

Het voorwereldse monster (sleuvengraver) te Vierverlaten staat werkloos langs de oprit met een kapotte of erafgelopen graafband:


Ommetje Zuidhorn

Blijkbaar is er een bouwplan voor Bangeweer (Hoogkerk) – daarbij is iets achter de ‘hut’ weggehaald, waardoor je die nu helemaal in zijn oude vorm kunt zien:

Blaarkopstiertje aan stik, Leegkerk:

Op de oever van het Aduarderdiep stond een oud trekkertje. Eerst dacht ik: gedumpt, maar aan de achterkant bleek een buis te zitten, waardoor er water uit het kanaal gepompt wordt, dat waarschijnlijk naar de sloot aan de andere kant van de weg gaat:

Detail op de motorkap:

Ingang kerktoren Zuidhorn:

Bloempjes bij het graf van mijn overgrootouders, Jellemaweg Zuidhorn:

Onderweg naar Enumatil: land tussen de Zuiderweg en het Hoendiep:

Voorwereldlijk monster (sleuvengraver voor kabelwerken) bij het Transformatorstation Vierverlaten:

(Foto’s van gistermiddag.)


Rondje Boerakker

Heiwerk voor Distributiecentrum Aldi, Westpoort bij de A7:

Er komt nogal wat bij dat heien kijken, als je die verzameling busjes ziet:

Boerderijtje bij de A7 in de Kleine Oostwolderpolder, met een oud trekkertje ervoor:

Andere kant Munnikkevaart en andere kant A7 – geaderd witje:

Het was niet heel warm, gewoon lekker weer. Toch zochten deze paarden in de Lettelberterpetten het streepje schaduw bij het hek op:

Beukenlaan nabij camping Nienoord:

Boerderij bij Tolbert krijgt nieuw dak:

Hooien met antieke hooipers bij Boerakker. Zo’n machine had mijn oudoom Klaas Nienhuis ook in de jaren zestig:

Zijt gij een vreemdeling in Boerakker, en zonder navigatie-apparatuur, dan hebt gij pech:

De aanleg van de waterberging bij de Dijkweg lijkt voltooid. Curieus dammetje in waterpartij bij brug, mogelijk bedoeld als overstort of zo

Een ergernis bij die Dijkweg is trouwens dat er geen enkele meidoorn is blijven staan. Het oogde en rook er in het voorjaar altijd fantastisch. Ook de boom waarin vaak een buizerdnest zat, is weggehaald.

Ooievaarsnest Niekerk:

Dijkhuisje met witte kip, Vierverlaten:


Avondrondje Beswerd – Hekkum

Gapend paard in het Viooltjesland langs de Roderwolderdijk, Vierverlaten:

Bij de Zuidwending, onder Nieuwbrug:

Steentil – hier zijn nog wel wat meer fietsers onderweg, verderop nauwelijks meer::

Scholekster op wacht bij Fransum:

Haas in hooiland:

En weg was Zoef:

Bij Beswerd – de nieuwe hoogspanningslijn dringt zich visueel meer op dan de oude:

50 tinten groen:

Anders dan bij Den Horn is de populierenrij bij Beswerd nog blijven staan:

Nog steeds Beswerd – boerenschuur halverwege afbraak – de liggers van het gebint lijken ouder dan de zuilen:

Hier is het even holdert:

Via Feerwerd en Garnwerd naar de andere kant van het Reitdiep. Jongen springt van de brug in Garnwerd:

Wakende grutto bij Hekkum:

Ook bij Hekkum:

Koeien op de dijk bij de Wierumerschouw:

Bij Dorkwerd – paarden op afgehooid land doen zich tegoed aan de slootwal. Het klonk heel knapperig:


Brouwerijvoorraden leveren kluinrecept op

Als op 10 oktober 1722 de Groninger brouwer, olderman der brouwers en hopman van de Groninger burgerwacht Gerlof van Suirenhuisen overlijdt, laat hij onder meer zijn brouwerij met ketels en kuipen in de Brugstraat zuidzijde na. Eerst wordt dit bedrijf voortgezet door zijn tweede vrouw, de uit Utrecht afkomstige Agnes Gaillard (of Galjaard). De weduwe krijgt het er nog druk mee, want getuige de aandelen in huizen en panden en diverse schuldbrieven leverde de brouwerij kluinbier aan herbergen en tapperijen in onder meer Vierverlaten, Enumatil, Leek, Tolbert en Marum, dus in het gehele Vredewold, maar ook in de stad en in Baflo. Mogelijk dat een kortingsregeling in de vorm van “geschenken” of “vereeringen” de afzet van de brouwerij vergrootte. Zo’n regeling wordt namelijk een paar keer genoemd in de zeer uitgebreide boedelinventaris, die er van Gerlofs van Suirenhuisens nalatenschap opgemaakt is.

Onder meer bevat deze boedelinventaris twee voorraadstaatjes van kluin in de kelder en ingrediënten op zolder. Het oudste staatje, dat evenwel later in het stuk verschijnt, dateert waarschijnlijk van 28 januari 1723:

Terwijl het jongste staatje op 30 maart 1724 is opgemaakt:

In het ene geval lagen er 15 tonnen kluin (à 155) liter in de kelder aan de Brugstraat, terwijl het ruim een jaar later 19 tonnen waren. Van lichter stuiversbier is geen sprake. Ook zijn de mout- en hopvoorraden in tweede instantie veel groter. Het zijn maar momentopnamen, natuurlijk – hooguit zou je met een slag om de arm kunnen zeggen dat de zaak er onder het bestier van de weduwe Van Suirenhuisen-Gaillard niet op achteruit ging. Ook uit de gezolderde ingrediënten kan je eigenlijk geen ontwikkeling opmaken. Het gaat me dan ook niet om de verschillen tussen beide staatjes, maar om een overeenkomst:

JaarHopGerstemoltHavermoltMolt beidePerc. haver
17231,5 mud414,5 mud26,5 mud441 mud6,0 %
172416 mud630 mud61 mud691 mud8,8 %

Zoals we weten, ging er een flinke dot haver in de kluin, dat roemruchte want uiterst lekkere Groninger bier, maar is onbekend hoeveel haver dat was in verhouding tot de gerst. Bij beide voorraadopnames in de brouwerij aan de Brugstraat was de hoeveelheid havermolt echter minder dan 10 % van alle mout samen (zie laatste kolom), veel minder dan de 40 % die wel eens genoemd wordt. Op basis van deze cijfers zou je zeggen dat je als kluinbrouwer met één deel havermolt op negen of tien delen gerstemolt al aan de ruime kant zit. Vanaf die verhouding zou je de hoeveelheid haver in je kluin wellicht nog wat omlaag kunnen brengen voor de juiste historische smaaksensatie.

Uiteraard gaat het maar om één enkele brouwerij, maar met de voorraadstaatjes van andere brouwers uit het archief van de Weeskamer is de receptuur wellicht nog wat te verfijnen.

Bron: Groninger Archieven, Tg. 1462 (archief Weeskamer) inv.nr. 14 (boedelinventarissen) 1724-22a (scans 527 e.v., met name 561 (1724) en 585 (1723).


Winters rondje Terheijl

Groepje jongeren, schaatsend op een slenk in de Onlanden:

Drinkbak bij Roderwolde met een dichtgesneeuwd koeienpaadje erheen::

Roderwolder Schipsloot:

Foxwolde?

Leutingewolde:

Hoek Toutenburgsingel bij de Santeeweg:

Terheijl, bij de Scheperij;

Blok ijs uit drinkbak aan zandweg binnendoor:

Terheijl, bij de Scheperij in het veld:

Binnenkort in dit theater:

Het boerderijtje middenin het veld waar mijn oudtante Gerkje Kroeze en haar man Jan Albert Postema van ongeveer 1937 tot zeker haar vroegtijdig overlijden in 1963 hebben gewoond:

Destijds had je nog niet zulke stoppels van mais, ’s zomers zit je er nu nogal ingesloten, lijkt me:

Bij Nienoord:

Het Lettelberterdiep:

Het pontje van de Poffert, ingevroren:

Vanaf Leek kan je over het Leeksterhoofddiep of het Leekstermeer en de Munnikevaart redelijk veilig tot De Poffert komen en dan over het Hoendiep naar Enumatil. Aan de oostkant van de DePoffert zit een grooy vogelwak en bij de suikerfabriek op Vierverlaten is het ijs kapotgevaren of tamelijk dun. Vanaf de stad kan je in elk geval geen Leekstertak gaan halen:


Rondje Terheijl

Overal vrij veel water op het land. Roderwolde:

Hout te koop, Leutingewolde:

Baggelveld, Terheijl:

Midwolde vanaf een plek bij de Hoedekast in de buurt:

Het lijkt wel of die toren steeds verder overhangt:

Bij de Kerkweg tussen Oostwold en Oostwolmerdraai:

Bij het Hoendiep vertoonde zich een bui in de vorm van een varken:

Aduarderdiep met vergistingstanks van de suikerfabriek bij Vierverlaten: