‘De grootste ijmker in het Oldambt’

Nieuwsblad van het Noorden 14 juli 1898.

Met 180 à 200 bijenvolken, minstens, was Jan Doornbos in 1898 de grootste imker van het Oldambt. Hij had het er maar druk mee, er waren dagen dat hij wel eens twintig zwermen in zijn schepkorf moest zien te krijgen. Maar de zwermen waren klein, en dus moest hij volken gaan samenvoegen.

Deze Jan Doornbos was een kleinzoon van de bijenhouder Jan Eisses Doornbos die begin 1879 overleed in Hellum (gemeente Slochteren). Jan junior was in 1864 geboren aan het Achterdiep te Sappemeer, en trouwde in 1890 een bijna tien jaar oudere vrouw. Met haar vestigde hij zich niet lang daarna op een huurboerderij in het Finsterwoldiger deel van Ekamp-Meerland, dat nu praktisch van de aardbodem verdwenen is vanwege de Blauwe Stad. Kinderen kreeg het paar niet, en in 1905 stierf Jans eerste vrouw. Jaren later, in 1913 en 1916, verwekte hij twee dochters bij zijn veel jongere huishoudster, die hij pas naderhand trouwde. Je zou kunnen vermoeden dat hun concubinaat wel wat boze tongen losmaakte, maar het nam niet weg dat Jan Doornbos algemeen vertrouwen genoot: van meerdere lokale en regionale verenigingen was hij jarenlang bestuurslid.

Allereerst betrof dat dus de imkersbond Excelsior, in 1898. In de jaren 1907-1917 was Doornbos bovendien voorzitter van de Nijverheid, zoals de afdeling van de landelijke Bijenhoudersbond in het Oldambt en Westerwolde heette. Deze afdeling telde in 1910 tegen de 100 leden, een aantal dat in 1915 aangegroeid was tot 118, terwijl er in 1917 zo’n 130 werden genoteerd.

Als voorzitter zat Doornbos tevens in de commissie die voor deze imkersclub de collectieve honingverkoop regelde. Dat dit een belangrijke taak was, blijkt wel uit het feit dat het in het uitstekende honingjaar 1910 ging om maar liefst 14.000 kilo. Hoogstwaarschijnlijk is deze honing in Duitsland verkocht, omdat daar de honingprijs wat hoger lag, namelijk op 63 cent de kilo. In totaal moet deze honing dan 8800 gulden hebben opgebracht, gemiddeld 88 gulden per lid, een mooie aanvulling op het inkomen. Daarbij blijft de eigen particuliere verkoop van de leden uiteraard nog buiten beeld.

In 1915 en 1917 was de hoeveelheid honing voor de collectieve verkoop overigens heel wat geringer, respectievelijk 5000 en 6500 kilo. In ruil voor voedersuiker werden zulke voorraden in deze oorlogsjaren opgekocht door de regering en als rijkscontroleur moest Doornbos ervoor zorgen, dat de distributie van die voedersuiker in zijn Oost-Groningse ressort eerlijk verliep. Uit 1926, ten slotte, is er nog een bericht over de afdeling Oldambt van de Bijenhoudersbond, dat de herverkiezing van Doornbos als preses meldt.

Doornbos was dus een soort van super-imker, zowel qua hoeveelheid korven als qua aanzien onder collegae. Toch beschouwde zelfs hij het bijenhouden niet als zijn hoofdberoep, want in akten burgerlijke stand noemt hij zich telkens landbouwer. Ook in boerenkring was hij nog bestuurlijk actief, onder meer als (vice-)voorzitter van de landbouwvereniging Ekamp-Meerland in de jaren twintig en dertig. Voor die club onderhield hij onder meer het contact met de Groninger Maatschappij van Landbouw.

Jan Doornbos overleed in 1945 op 87-jarige leeftijd.



Mijn gedachten hierbij zijn:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.