De Lagemeedster parkeerkwestie

Nog steeds ligt er midden in het land van het afgelegen Lagemeeden een eenzaam kerkhof. Tot diep in de negentiende eeuw stond daar een middeleeuws kerkje op, zo eenvoudig dat het zelfs geen toren had.

Op deze kerkverlaten plek is drukte onbekend. Hoogstens pruttelt er een paar maal per dag een tractor voorbij. En toch is het ooit wel eens anders geweest. Zo heeft zich hier in 1793 een ernstig parkeerconflict voorgedaan.

Op zaterdag 3 augustus dat jaar diende Cornellis Bolt namens twaalf ingezetenen van Hoogemeeden, “behorende ter kerke, welke op de Lagemeden is staande”, een verzoekschrift in bij het gerecht van Vredewold. Als de toestand van de wegen het toeliet, zo schreven Bolt c.s., dan reden ze “ter meerder gemak soo voor hun selvs als vrouwen en kinderen” met hun rijtuigen naar die kerk. En “zedert ondenklijke tijden” hadden ze dan het recht om

“geduirende de predikatie hun wagen en paarden te bergen op het hiem van Gerrit Luitjens, zijnde een pastoriemeyer, het naast aan deselve kerk wonende…”

Het kunnen parkeren bij deze buurman van de kerk, die zijn land van de dominee pachtte, was voor de Hoogemeedsters “van het uiterste belang”, zo zeiden ze,

“doordien er geene herberge daar ter plaatze word bevonden, en ook geen andere gelegenheijdt is om hunne paarden en wagens elders te bergen.”

Hoewel Bolt c.s. meenden dat Gerrit Luitjes absoluut geen nadeel kon ondervinden van dit ”reght”, was Luitjes kort voordien zo onvriendelijk geweest, ze dat recht te ontnemen, en het stallen van hun paarden en wagens op zijn heem te verhinderen. Dit moest, zo meenden de Hogemeedsters, wel voortkomen uit “een misverstandt en verkeerde opvatting”. Ze vertrouwden erop, dat het gerecht Luitjes’ bezwaren gemakkelijk zou kunnen wegnemen. Omdat de Hoogemeedster kerkgangers alleen een rechtszaak wilden beginnen als het echt niet anders kon, verzochten ze de grietman (rechter) om diens bemiddeling. Aan hun acute “ongerijv” moest liefst zo snel mogelijk een eind komen.

De grietman vroeg om de zienswijze van Gerrit Luitjes. Die bleek het volstrekt oneens met die lui van Hoogemeeden. Hij weigerde inhoudelijk op hun verzoekschrift in te gaan, maar was benieuwd naar het bemiddelingsvoorstel van de grietman.

De grietman stelde voor dat de pastoriemeier de Hoogemeedsters weer toestemming zou geven voor het parkeren van hun rijtuigen op zijn erf tijdens godsdienstoefeningen, “mits zij die plaatz met palen en staketten afschutten, opdat hem geen schade of overlast geschiede”. Bovendien zouden ze hem jaarlijks 4 ducatons voor de collectieve parkeervergunning moeten betalen.

Dat bedrag kwam neer op 12 gulden en 12 stuivers, dus 1 gulden en 1 stuiver per jaar voor iedere ondertekenaar van het verzoekschrift, of nog geen halve stuiver per zondag. Maar als er werkelijk sprake van een gewoonterecht was, zoals de Hoogemeedsters aanvankelijk beweerden, dan kregen ze hier toch wel wat te slikken. Zij namen dan ook “geen genoegen” met het voorstel van de grietman, en dat deed Luitjes evenmin, zodat de grietman nog weer eens opnieuw een verzoeningssessie agendeerde, terwijl hij beide partijen aanbeval, “zig hyr op te beraden”.

In die tweede zitting, op 8 oktober, bleek dat de kerkgangers van Hoogemeeden wel een hek om de parkeerplaats op Luitjes’ erf wilden zetten, “maar dat zij er niet toe konden resolveren om daar en boven enig geld te geven”. Luitjes deed net of dit hem hogelijk verbaasde. Hij van zijn kant voelde er niet voor “om een last op sijn gebruikende plaats te halen”.

Hierop deelden die van Hoogemeeden mee dat ze hun verzoekschriftprocedure niet wilden doorzetten. Ze zouden de kosten betalen en kijken of ze hun recht op een andere manier gingen halen.

Noch bij het gerecht van Vredewold, noch bij de Hoge Justitiekamer zijn ze zo’n proces begonnen. De Lagemeedster parkeerkwestie raakte finaal in de vergetelheid, tot nu.

Bronnen:

  • Groninger Archieven, Toegang 135 (Gerechten Westerkwartier) inv.nr. 98: rekestboek Vredewold, notities d.d. 3 en 10 augustus 1793; idem inv.nr. 95, rechtdagenprotocol Vredewold, 24 september 1793 (fol 502-503) en 8 oktober 1793 (fol 509-510).
  • Over de kerk van Lagemeeden: Jan Oldenhuis, ‘Lagemeeden, een merkwaardige plek voor een kerk’, Stad & Lande 2010-4, p. 41-43.


3 reacties on “De Lagemeedster parkeerkwestie”

  1. Harmien N.Torenbeek schreef:

    Wie zou ooit gedacht kunnen hebben dat zulks een spanned verhaal uit Lagemeeden, incluis illustratie na zo’n ruime 200 jaar ooit nog eens het zonnelicht zou zien….Nou ja, ’t licht van de bureau lamp dan…. Goeie, Harry!

  2. Mooie geschiedenis weer, maar wel jammer dat ’t als een nachtkaars is uitgegaan …

  3. Frans van Woerkom schreef:

    Mooie zaak voor de rydende righter.

    Typisch dat ook toen door de rechthebbende op het gebruik van de grond het compromis werd gezocht in de vorm van huur van het parkeerrecht en typisch ook dat de foutparkeerders zich trachtten te beroepen op gewoonterecht en blote eigendom door de kerk.

    In Meeden heeft de eigenaar van een laantje inmiddels eieren voor zijn geld gekozen en zijn grond aan de gemeente verkocht zodat hij geld op de bank kreeg en het recht de gemeente in te roepen bij overlast, en de gemeente het recht kreeg met machines over het laantje naar het voetbalveld te rijden, en de voetballers en fans van de VV langs de kortste weg hun domein konden bereiken.

    Goa van mien laand oaf !


Mijn gedachten hierbij zijn:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.