Rondje Roden, Terheijl, Midwolde

Wilgenkatjes, pas uit hun schilletjes gepopt:

Een enkele al bezet door een bij of een vlieg:

Buurpraatje van paard en scharrelvarken aan de Hooiweg in Roderwolde:

Halfwas Schotse hooglanders op Terheijl. Op de achtergrond het vroegere armhuis van Roden:

Eerst stonden ze tot hun enkels in een modderpoel rond een hooidispenser (of hoe heet zo’n ding), maar stoven weg toen ik ze iets te dichtbij kwam;

Om op een afstandje een half nieuwsgierige, half dreigende houding aan te nemen:

In het plantsoentje bij de Schreiershoek in Leek zaten een paar scholeksters te fourageren. Die paarse krokussen zijn trouwens erg in de mode, dit seizoen:

Nog eentje van opzij:

Leeuw als windvaan op het kerkje van Lettelbert:

Kaalslag op wal vloeivelden suikerfabriek bij de Roderwolderdijk, Hoogkerk:

Kat die zich vlak voor mijn fiets over het fietspad uitstrekte:


Nat rondje Roderwolde

Pech onderweg in Peizermade en geen helpende hand:

Onlanderdijk:

Waar zich een schip met zure appels aandient:

Wat de kleuren absuluut ten goede kwam:

Terwijl het schaars aanwezige geboomte weinig schuilgelegenheid bood:

Diepje dat ten oosten van het Waal begint en via-via uitmondt in het Peizerdiep

Bij de Hooiweg ten zuiden van Roderwolde kwam de bui los:

Hooiweg vervolg:

Achtersteweg Roderwolde:

Bij de Waalborg bleek het overvloedig struweel op de oude toegangslaan opgeruimd:

In de verte de Groningerweg tussen Peize en Stad:

Doorweekte fazant bij de Roderwolderdijk:


Een uurtje in Zwolle

In het archief in Zwolle bleken ze wat stukken te hebben van Gerrit Dikkers, de grote voorganger bij het orangistisch oproer in Scheemda/Midwolda van begin 1785. Dus daar maar eens heen. Op de studiezaal was ik snel klaar met de archivalia, daarna nog een beetje in het ermee verbonden stadsmuseum Anno en buiten in de binnenstad rondgekeken.

Jacobakannetjes;

Archiefkist:

Bewaakt door jonkvrouw:

Nog meer middeleeuws kistenmakerswerk:

Koekplank met soldaat, die op wacht staat met een geweer, een patroontas en een sabeltje. Ook houtworm is verzot op koek:,

Weer op straat – fragment van een middeleeuwse gevel waarvan ik me afvraag hoe authentiek die is:

Gevelsteen van een Koning David met harp; het tokkellen maakt hem zo moede dat hij zijn kroon maar even heeft afgedaan en op de poef neergelegd:

Drie of vier oude reclames over elkaar heen – van een schoenmaker, een rijwielhersteller (2x) en nog een onbekende onderneming:

Gevelsteen ’s Levens Rad op eeuwenoud wijnhuis:

Sjoel – de tekst: “Die zal Ik ook brengen tot Mijn heiligen berg, en Ik zal hen verheugen in Mijn bedehuis; hun brandoffers en hun slachtoffers zullen aangenaam wezen op Mijn altaar; want Mijn huis zal een bedehuis genoemd worden voor alle volken.”

Na wat dwalen uitgekomen bij de Sassenpoort:

Die zich in staat van verdediging bevond:


Ommetje gemaal Lettelbert

Tussen De Poffert en Oostwold – schiereiland waarop straks vast weer een zwanennest ligt:

Oostwold – boerendoorzonopslag:

Dorpsgezicht Oostwold met wit paard (schimmel die naderhand nogal groen uitgeslagen bleek):

Ouwe boerenree – zijweg ventweg bij de A-7:

Doel van de reis: het nieuwe gemaal bij ’t Lettelberterdiep dat waterberging De Driepolders bedient (capaciteit 75 kuub per minuut). Waterschap Noorderzijlvest heeft er enkele informatie panelen neergezet, met twee foto’s van mij (een van de Gave, de ander van de Pasop gezien vanaf het Kret).

Het landschap bij dat gemaal gezien van het bruggetje over het Lettelberterdiep:

Luchtverschijnselen in het westen bij de Pasop:v

En vanaf de driesprong Matsloot- Hooiweg richting Roderwolde:


Oude Groninger Kerken van De Ploeg in Wierdenland

Eindelijk even naar museum ’t Wierdenl;and geweest om de Ploeg-tentoonstelling te zien. De hoogtepunten waren wat mij betreft

Ekke Kleima – Rottum, met links op de bult, waar ooit een klooster stond, het dorpskerkje:

Jan Jordens, de A-toren in de stad Groningen vanuit de Akerkstraat nabij de Grunneger Sproak, 1939. De kleuren van de toren zijn nog die van voor de grote schilderbeurt begin jaren 80, blauw en grijs (nu deels oker):

Johan Dijkstra, de kerk van Ezinge vanaf de ijsbaan Moskou, ca. 1930:

Johan Dijkstra, De kerk van Oldenzijl (tegenwoordig gelukkig zonder die afzichtelijke witte raamomlijstingen:

Jannes de Vries, de kerk van Oostum, die het meest te zien was en waarschijnlijk ook het meest geschilderd is door leden van De Ploeg. (Op dit punt begint het fietspad dwars door weilanden naar Wierumerschouw:)

Van Jannes de Vries, ben ik anders niet zo’n vreselijk groot fan, maar bij deze Sint-Janskerk van Huizinge gezien vanuit het noordwesten even na zonsopgang, is de dauw op de hooioppers bijna voelbaar:

Nog een lekker pasteuze van de kerk te Oostum door George Martens, 1948:

Tot slot deze van de kerk van Oostum door Johan Dijkstra, die ervoor plaatsnam bij de tuin van een woning aldaar:


Portretrecht geclaimd voor puinpad

Sinds een week of zo ligt dit fraai bepuinde pad in de zuidoosthoek tussen het spoor en de Zuiderweg in Hoogkerk. Het viel me onderweg al meermalen op, ik vind het oranjerood van die verse ‘stempeling’ vanouds mooi, dus wilde ik er een een foto van maken:

Ben ik daarmee doende, wordt er vanuit de verte geroepen. Komt de vrouw van een stel met hond naderbij en vraagt waarom ik dat fotografeer? “Daar heb je niets mee te maken”, zeg ik omdat haar eiserige toon me niet bevalt. Ze herhaalt haar vraag tot twee maal toe. “Omdat ik dat mooi vind”, zeg ik uiteindelijk maar naar waarheid. Daar moet ze even op kauwen, immers over smaak valt niet te twisten, en zeker niet als je geen benul van esthetica hebt. Ik zeg dus dat ik op openbaar terrein sta (namelijk het trottoir en de belendende berm langs de Zuiderweg, en dat het haar helemaal niet aangaat of ik daar iets fotografeer. Ze neemt er geen genoegen mee en komt nu op de proppen met haar finale argument: “Het is onze grond!!!” Volgens mij is die grond helemaal niet van haar (maar van de spoorwegen), maar goed, ik kan hier het kadaster niet raadplegen en ga verder niet verder met haar in discussie. De implicatie van haar bewering is namelijk dat je geen enkel vastgoed – geen perceel grond en geen gebouw – zou mogen fotograferen zonder toestemming van de eigenaar. De neo-boerenpartij heeft vast al een wetsvoorstel klaarliggen, om ten gunste van de eigenaars het portretrecht voor al het vaderlandse weiland te vestigen. (Later gaan de eigenaars dan klagen over de administratie die dit alles kost, waarvoor ze compernsatie in de vorm extra subsidie willen).

Overigens, weet iemand de code voor een omhoog gestoken dikke middelvinger?


Meedenertil ligt er even uit

Kwam gistermiddag langs de Feerwerdermeeden en daar bleek de Meedenertil eruit te liggen (fietsers kunnen erlangs via een noodverband). Waterschap Noorderzijlvest is bezig met een opknapbeurt, die medio maart afgerond moet zijn:

Heel vroeger was deze til er een van het model piepke (pijpje). Hij schijnt ook nog te fungeren als stuw of zo, vandaar dat ze onder ’t Noorderzijlvest valt en niet onder de provincie of een gemeente:

Op een zeker moment is dat nostalgische tiltje vervangen door een enorme betonnen plaat met onderbouw, opdat bijvoorbeeld hedendaagse vracht- en melkwagens er overheen kunnen::

Maar bij een check door duikers, het afgelopen najaar, bleken er nog oorspronkelijk muurwerk en ijzerwaren onder te zitten:

Met dank aan Klaasjan Staal voor de foto’s (met uitzondering van de eerste).


Ene Noach heeft zich in de buurt gevestigd


Dorsen, deel maken en dakdekken – daglonen uit het Havelter momberprotocol

In de voogdijrekeningen, zoals die afgeschreven zijn in het momberprotocol van Havelte-Vledder (Drents Archief, Toegang 102 inv.nrs. 180.1 tot en met 180.7 en 189) staan aan de uitgavenkant ook enige tientallen, zo niet honderden posten wegens daglonen. Meestal betreffen de genoteerde lonen de lonen wegens stukwerk: bijvoorbeeld voor het graven van een sloot of put, of het naaien van hemden, klussen die onderling qua tijdsbeslag onvergelijkbaar zijn. Maar soms gaat het dus ook om onderling vergelijkbare daglonen. Tussen 1729 en 1743 betreft het de volgende werkzaamheden, die gemiddeld de volgende daglonen in stuivers opbrengen:

  • Dorsen 7 st.
  • Timmeren 11  st.
  • Deele maken 11 st.
  • Dakdekken 12 st.

Dorsen, met stokken of met vlegels, was ongeschoold boerenhandwerk. Maar het was niet alleen maar wat beuken, zoals ik eerst dacht. Het ging zo te zien ook om souplesse en ritme. En het moest in groepsverband goed gecoördineerd gebeuren om te voorkomen dat je elkaar voor de kop sloeg. Verder gebeurde dit werk vooral in het gevorderde najaar en ’s winters, zo van eind oktober tot half februari, als al het veldwerk stillag, het vee op stal stond en er vooral bij vorst werkloosheid heerste, wat de lonen natuurlijk drukte.

De andere werkzaamheden kennen hogere daglonen, zijn alledrie ambachtelijk en horen bij het bouwvak.. Er was kennis van gereedschap en hun hantering voor nodig, alsook ervaring met het werken ermee. Vanwege die ‘scholingsaspecten’ brachten ze meer geld in het laadje.

Timmeren spreekt vanzelf, dat deden we als peuter al.

Dagdekken gaf de hoogste verdienste, maar was vanwege de kans op een val ook gevaarlijk en daarom misschien niet zo aantrekkelijk.

‘Deel maken’ zal bij de meeste mensen van nu onbekend zijn, de deel met zijn grijze lemen vloer is immers totaal in onbruik geraakt, maar ik heb ze in Havelte en Nijeveen nog wel gezien: vaak niet echt glad meer, maar nogal hobbeldebobbelig. De deel lag tussen het voorhuis of woongedeelte en het achterhuis met zijn stallingsruimte in en diende vooral om op te dorsen. Het was zaak om zo’n vloer dan niet te hard of te zacht te maken. Op een te harde lemen vloer werd bij het dorsen het graan namelijk uit de korenaren geplet; op een te zachte bleef een deel van de korrels in de aren achter en sloeg je gemakkelijk  kuilen in de vloer (vandaar die hobbels en bobbels).

De kennis van het deel maken ging van vader op zoon. De verhoudingen van de grondstoffen (kei)leem en zand uit de buurt, en vocht – vaak paardenpis -, hun  verwerking, het aanbrengen en de uithardingstijd staken nogal nauw. Dan nog bleef zo’n lemen vloer kwetsbaar.  Door te veel vocht werden ze bijvoorbeeld te zacht. Je moest er dus ook voorzichtig mee omgaan, om beschadiging te voorkomen en hun levensduur te verlengen.

Bij aanleg werd eerst de ondergrond geëgaliseerd en waterpas gemaakt Daarna kwamen er brokken leem op, die klein werden gestampt of geklopt. Over een gedeelte dat al klaar was, kwamen eerst planken en zo ging dat met enkele, soms wekenlang durende droogpauzes door. Als de vloer eenmaal droog was, bestreek de boer haar oppervlak voor het aanzicht met dierenbloed, dan wel teer of rode verf.


De familie Dedden – oorspronkelijk uit Deddingaburen?

Je hoort vandaag de dag nogal eens verhalen over boerenfamilies, die al generaties lang, ja, vanaf onheuglijke tijden, eeuwenlang op één en dezelfde grond boerden en al die tijd op dezelfde plaats hebben gewoond. Wat mij betreft is zoiets meestal een mythe. Wie bijvoorbeeld Groninger boerderijenboeken doorneemt, zal spoedig zien dat meer dan twee, drie generaties van eenzelfde familie successievelijk op  een en dezelfde boerderij al vrij zelden voorkomt. Boerderijen gingen veel vaker door verkoop in andere handen over dan men vanuit valse romantiek geneigd is te denken. De boer heeft meerdere kinderen met allemaal recht op hun eigen erfdeel, reden om het oude spul maar te verkopen, want geld verdeel je gemakkelijker. Of een boer hertrouwt een vrouw die eerder met een ander was, en een voorkind van die vrouw neemt het bedrijf over. Of een schoonzoon gaat de kar trekken, waarmee de boerderij ook op een andere familienaam komt te staan. Dergelijke opeenvolgingen komt nogal eens voor. Schoonfamilie, de koude kant, is natuurlijk geen familie. Maar als je dat ter meerdere eer en glorie van jezelf en voor enig politiek gewin verloochent en liever alles door elkaar hutseklutselt, moet je dat zelf maar weten. Het is en blijft feodaal, dus achterhaald.

Nu zat er bij me in de klas vroeger op het Meppeler atheneum een boerendochter uit ons dorp. Ze heette Herma Dedden, maar het gaat me niet om haar zelf, als wel om haar achternaam en voorfamilie. In de klas viel ze ook niet zo op. Toen we na ons eindexamen van school raakten, ging ieder zijns weegs: zij fysiotherapie, ik geschiedenis en die disciplines hebben bar weinig raakvlakken. Of je moet als historicus zoveel in oude folianten hebben zitten koekeloeren, dat je rug er stijf van werd… Misschien hadden Herma en ik later wel even contact op een reünie van school of de klas, maar dat heeft geen blijvende indruk achtergelaten. Voor haar vak ging ze naar Zwitserland, waar er destijds meer emplooi voor haar was en ze kinderen kreeg. Ze overleed eind 2015..

Het gaat me dus ook niet om haar, maar om haar achternaam – Dedden – en waar die vandaan komt. Haar vader, Karst Dedden (1930-1994), was voor Havelter begrippen een ‘dikke boer’. In 1975 doekte hij zijn bedrijf met een boeldag op omdat hij, zo staat me bij, leraar of ambtenaar ging worden. Er kwamen 46 koeien onder de hamer, ongeveer evenveel als mijn oud-oom uit Feerwerd molk.

Volgens mijn moeder was Karst Dedden niet zomaar een boer, maar “een ontwikkeld persoon”. Hij had, meen ik,  hogere landbouwschool gedaan. En daar had je nou eenmaal respect voor. Op dorpsniveau maakte hij zich nuttig. Zo was hij eind jaren vijftig mede-oprichter en bestuurslid van het Nutsdepartement Havelte en ook van een erfgoedvereniging ‘Mooi Havelte’ geweest en wellicht deed hij nog wel meer in de vrijwillige sfeer. Allemaal bonuspunten. In 1969 werd hij bestuurslid Zuidwest-Drenthe van het Drentse coöperatieve zuivelconcern DOMO, dat later fuseerde met de Frico en nu nog slechts een merknaam is van FrieslandCampina. In Havelte was hij nog wethouder voor de VVD. Zo op het oog geen FDF-schreeuwer en ik had hèm wel eens willen horen over de huidige toestanden.

Klasgenote Herma had niets boers en zelfs geen enkel dialectachtig accent. Volgens mij sprak ze geen streektaal. Van sommige klasgenoten wist je wel wat voor regio-achtergrond hadden – vooral de Friezen waren daar fier op – maar bij haar zou ik het echt niet weten. Ergens had ik het gevoel dat haar familie ‘import’ was, en dat ze niet van Havelte kwam, maar van elders.

Hoe kan je je vergissen, want als ik me de afgelopen jaren eens met de geschiedens van Havelte e.o. bezighield,  kwam ik meestal vrij gauw een Dedden tegen. Zo deze week op de boedelinventaris uit 1738 van een Jan Harms Dedden waarop behoorlijk wat vastgoed in een wijde omgeving staat:

In Zuidwest-Drenthe, mn Havelte:

  • Huis en Hof te Havelte, met een akker op de Meerkamp
  • Een dagmaat hooiland op de Hesselder Ma, genaamd de Kijfmaet
  • 1/6 deel van een plaats op Eursinge, bewoond door Pauwel Roelofs

Friesland, grensstreek met NW-Overijssel, langs De Linde

  • 1/6 aandeel in een plaats op de Lindedijk, “wordende bewoont bij eene Luijte als meijer”
  • 1/18 aandeel in een plaats op de Lindedijk, meierwijs bewoond door Luijtyn Derks (dezelfde?)
  • 1/12 aandeel in een plaats op de Langelille, meierwijs bewoond door Hanske Hessels.

Noordwest-Overijssel, in de grensstreek met Friesland

*Volgens een door Harmen Coops Dedden overgezonden lijst

  • 1/12 deel van een plaats te Blankenham
  • 1/6 deel van een zijlweer, buitendijks achter Kuinre
  • 1/3 deel van een Lange Kamp onder Kuinre
  • Het achterste stuk van een erf genaamd Het Goor, nu gebruikt door de wed. Jan Egberts*
  • 1/8 deel van een erf genaamd De Basse, door Egbert Jans  als meier gebruikt*
  • 1/8 deel van 5,5 dagmaat land genaamd De Maties, door Coop Dedden gebruikt*
  • 1/8 deel van 1,5 dagmaat land in Scheerwolde, genaamd De Kampies, door Coop Dedden gebruik*
  • 1/8 deel van 4,5 dagmaat ribben in Scheerwolde, door Coop Dedden gebruikt*
  • 1/8 deel van 3,5 dagmaat ribben in Scheerwolde, door de meierse van Het Goor gebruikt*
  • 1/8 deel van 2 dagmaat Schutstallen op Merkenbroek
  • *1/8 deel van 1 dagmaat Ketels te Merkenbroek, door de meiers van Het Goor gebruikt
  • *1/8 deel van 1,25 dagmaat op Tussenzijlenbroek, genaamd Walvelt, door Egbert Jans op De Basse gebruikt
  • *1/8 deel van een kwart  land op Tussenzijlenbroek, elk derde jaar gebruikt door de meier Egbert Jans op De Basse
  • *1/8 deel van het huis en hof waar Coop Dedden woont
  • *¼ deel van  het erf op de Tije te Steenwijkerwold, door Geert Mertens gebruikt
  • *¼ deel van Ten Hoeve, gebruikt door Coop Dedden
  • *¼ deel van 1/10 deel van Claas Ossen erf in Voshoek op Steenwijkerwold, door Coop Dedden gebruikt
  • *¼ deel van 2 dagmaat broekland op Tussenzijlenbroek, gebruikt door Teunis Jans Smets
  • *¼ deel van een perceel ribben in Schultingeweer te Scheerwolde, gebruikt door de meiers van Het Goor.
  • *¼ deel van ¼ deel van een akker in Scheerwolde, genaamd Crengers Binnenakker, door de meiers van De Basse gebruikt

Voor zover achterhaalbaar, lag de grond van Jan Harms Dedden, diens vader en diens broer vooral in Steenwijkerwold e.o. (Scheerwolde, Kuinre) met uitlopers in het Overijssels-Friese grensgebied langs de Linde (of Kuinder of Tjonger)  en Zuidwest-Drenthe (Havelte). Volgens de telefoonboeken van 2007 waren de dragers van de redelijk veel voorkomende familienaam daar toen nog steeds woonachtig.

Stamvader Jan Harms Dedden woonde dan wel in Havelte (in 1738 waarschijnlijk in de buurtschap Eursinge), maar zijn vastgoed strekte zich uit over de drie provincies Overijssel, Drenthe en Friesland. Gemeenschappelijk hadden hun percelen grond één kenmerk: veenweide, met dominantie van veeteelt. De hierboven met een asterisk gemerkte goederen in Steenwijkerwold e.o zullen nog ongescheiden onder beheer hebben gestaan van een Harmen Coops Dedden, waarschijnlijk de vader van de Havelter Jan Harms. Coop Dedden zal dan mogelijk een broer van de Havelter zijn geweest,  die in Steenwijkerwold bij vader bleef. Op de boerderijen De Basse en Het Goor leefden later ook nog leden van de familie Dedden. De vele aandelen, kenbaar aan de breuken, duiden op boedelscheidingen in een vroeger verleden. Met enig sneupen in verzegelingen (notariële akten) en verder puzzelen kan je zo de stamboom van de Deddens nog enige generaties verder terug reconstrueren

Wat betreft de familie Dedden in Havelte lijkt het er sterk op dat ze tussen 1738 en ca. 1980 continu in het kerspel en de gemeente Havelte aanwezig is geweest. Zo gaat de naam Karst Dedden van opa op kleinzoon terug tot ca.1850. Ook is de naam Dedden steeds op de heerdstedenregisters uit de 18e eeuw te vinden. Daar beginnen ze als 1-paardsboer (1743), maar zijn na 1760 doorgegroeid tot 3- paards boeren (4-paards was de hoogste categorie). Er was dus vanaf 1738 een ononderbroken lijn met Deddens als bewoners in eerst het kerspel en later de gemeente Havelte, maar ze bleven hier niet altijd op dezelfde plek:  woonden ze in 1738 nog op Eursinge, met akkerland op de Havelter Meerkamp, later wonen ze bij de brink in Havelte en in de 18e eeuw schijnen ze ook nog in Uffelte te hebben gedomicilieerd, terwijl ze in de 20e eeuw aan de Oosterweidenweg aan de over- en oostkant van de Drentse Hoofdvaart woonden. Qua naam is er dus continuïteit, maar die is er niet wat betreft de exacte woonplek.

Wat me aan de lijst uit 1738 ook opviel was het vastgoed langs de Linde, tot Kuinre aan toe. Toen ik dat riviertje eens ging volgen op de kaart, kwam ik uit bij de Deddingabuurt, tussen Oldeberkoop en Nijeberkoop in Ooststellingwerf. In die omgeving – de Stellingwerven – spreekt men een variant van het Nedersaksisch. In varianten van het Nedersaksisch wordt een naamsuitgang -inga,. -inge of ing nogal eens afgevlakt tot de uitgang -en. Zo kwam ik hier in Groningen eens een moeskersfamilie tegen, die waarschijnlijk oorspronkelijk uit Makkinga kwam en daar ook zo naar heette, maar wier naam in het verloop van de 18e eeuw vervlakte tot Makken (van de bekende transporteurs). Mogelijk kwam de familioe Dedden, voordat ze de Linde/Tjonger/Kuinder afzakte en uitzwermde over de kop van Overijssel en Zuidwest-Drenthe, ook op zo’n manier aan hun uiteindelijke familienaam.

Bron: Drents Archief, Toegang 102 (Schultengerechten) inv.nr 180.1 (momberprothocol) folio 351 e.v.


Schrik der Schrikken

Althans voor poezen. De glazenwasser hadden ze nog niet meegemaakt. In hun beleving moet de waterzwabber een God der Wrake zijn. Normaal de dapperste van de twee, Mimi, is onder de bank geschoten en ondanks alle zoetflemende woordjes van de baas voorlopig niet van plan om daar onder vandaan te komen.

Naschift:

De foto’s zijn gemaakt om half tien. Om kwart over elf komt ze eindelijk onder de bank vandaan. En nog kijkt ze angstvallig omhoog naar het raam.


Randmarkeringen Hegepad op drift

Met de randmarkeringen (geschilderde blokjes) op het Hegepad leek iets merkwaardigs aan de hand.

Eerst zag ik dat sommige blokjes de lijn niet hielden. Ze spongen als het ware uit het gelid;, met soms gruwelijke gevolgen, zoals splijting:

Enkele leken weggedreven of geblazen naar de zachte berm:

Zou er misschien wat water onder hebben gezeten, dat met de vorst bevroor, waardoor de markeringen los raakten, als waren het tegels? En heeft een stormwind gezorgd voor de rest? De vergruizing leek me eerder dan van de natuur het werk van mensenkinderen. Lekker stampen.

Hij ging zijn eigen weg. Wij snappen dat.:

Verworpene der aarde:


Ommetje Hoogkerk

Abelen bij de Roderwolderdijk onder Hoogkerk:

Slingerend hondenpaadje naar het viaduct over de A7:

Een oostelijke poort op Westpoort:

Besneeuwde huifkar bij huis op Vierverlaten:

Waakzame kip, bij de Vierverlatenbrug:

Besneeuwd Bangeweer:


Kuiertje naar de Onlandsedijk

Verweerde wegmarkering is net een plattegrond van een rivierenlazndschap en doet daarmee Surinaams aan:

Water zoekt met gezwinde spoed rioolput om samen natje en droogje te delen:

Merkwaardige plek voor een schakelkast:

Wyandottes bij een tuinpad in Peizermade:

Bij de Hamersweg/Langmadijk. Vroeger stonden schapen op de heide ook wel op ondergelopen of drassige stukken., maar ik weet niet of zo’n weiland nou zo gezond voor ze is:

Peizerdiep , iets buiten zijn oevers:

Doorgaand rijverkeer trekt zich niets van stremming aan:

Waterberging vult zich:

Onlandsedijk is ondanks zijn dijkzijn al overstroomd. Dames en heren, dit is het eindpunt van de reis. Denkt u om uw bagage?

Gemiene stiekels van een brummel:

Hoogspanningslijnen geven licht:

Slenk naar het noordwesten:


Wij wensen