Allerlei uit Groninger kerken in de A-kerk

In de Stad-Groninger A-kerk is er momenteel een tentoonstelling waarin de stichting Oude Groninger Kerken allerlei liturgische èn triviale voorwerpen uit de kerken in haar bezit samenbracht. Heb er gistermiddag eindelijk even rondgekeken.

Romaans doopvont (basalt, ca. 1000-1100) uit de kerk van Eenrum – kinderen werden er in hun geheel ondergedompeld, volwassenen konden hurkend nog net kopje onder. In de negentiende eeuw, lang nadat dit overstelpende dopen uit de mode raakte, gebruikte een lokale aannemer de vont nog langdurig als kalkbak:

Rouwbord uit de kerk van Midwolde van Georg Wilhelm van Inn und Knyphausen, in 1709 gemaakt door Allert Meijer en Jan de Rijk:

De staande engeltjes links en rechts van het wapenschild vond ik mooi, vooral ’t rechter, dat bij alle treurnis het waken zowat vergeet en een beetje lijkt weg te dommelen:

Maar ook zo’n gekroonde leeuw mag er zijn:

Deze ‘barve‘ vertegenwoordigt wat minder hoge cultuur. Een dergelijke draagbaar kon, zoals je ziet, door twee tot acht mannen worden gedragen. Op de ochtend van een begrafenis haalden de directe buurmannen van een overledene hem uit de kerk op, om de doodskist met het stoffelijk overschot vanuit huis naar de kerk of het kerkhof te kunnen dragen. Na de uitvaart ging deze collectieve voorziening dan weer terug naar haar plek in de kerk:

Houten crucifix in reliëf, in de jaren 1970 gemaakt door J.A.R. van Bruggen voor de kerk van Westernieland:

Regiment avondmaalsbekertjes. Oorspronkelijk waren er collectieve bekers, maar vanwege de hygiëne werden die eind negentiende, begin twintigste eeuw op veel plaatsen vervangen door kleintjes:

Het avondmaalszilver staat in de kerkvoogdenkamer, waarin zich ook nog steeds een rococo-schouw uit 1778 bevindt, met deze driemaster:

Ongedateerde gesneden manskop, afkomstig uit een koorafscheidingshek in de kerk van Loppersum:

Fragment van een orgelluik uit de kerk van Tinallinge (1557):

Met een kattekop:

De Kolhamster windhaan (van smeedijzer en koper) uit het midden van de zeventiende eeuw:

Trotseerloodje van de Groninger leidekker en loodgieter Krook. Het komt uit de kerk van Beerta. waarvan op een zondag in augustus 1783 het kerkdak instortte. Blijkbaar was Krook betrokken bij de reparatie en nieuwbouw. Zijn trotseerloodjes zijn ook gevonden in naburige kerken, zoals die van Oostwold:

Op de tentoonstelling staat ook een groepje armblokken – houten, met veel ijzer beslagen kluizen waarin diaconieën hun collecte-opbrengsten tijdelijk, tot een moment van telling, bewaarden. Eén exemplaar was in 1840 met een soort van geboorde stiptechniek voorzien van tekst en jaartal:

Zovaak kom ik niet in de A-kerk, dus de gelegenheid ook benut voor het bekijken van grafstenen. Zo bleek er eentje voorzien van een hert dat uit een schetsmatig weergegeven bos tevoorschijn springt – de afgesleten voorstelling had zo op een houtsnede uit het Interbellum kunnen staan:

Tot slot nog de zerk van Seerp Bandsma, een boekdrukker die in de jaren 1710-1730 diverse stichtelijke werkjes, maar ook pamfletten produceerde:


Rondje Noordpolder

Huisje bij de Koningslaagte, door ligging en vorm vermoedelijk een voormalig tolhuis:

Stookhut bij de Wolddijk:

Westerdijkshorn:

Prachtkoe bij Bedum doet me denken aan hopjes, vanille en chocola:

De voormalige uitspanning ‘Rust ’n weinig’, helaas nog steeds zonder uithangbord:

Warffum in zicht:

De Noordpolder:

Dijkcoupure met doorkijk naar Warffum:

Op de buitendijk:

Paarden op de kwelder, verderop slikken:

Boven de kwelder de hemel:

Polderlandschap:

Land met stro en huisje in de verte:

Bij het monumentje van de Linthorst Homanpolder in de buurt:

Westernieland, dacht ik:

Of ik de boer even wil waarschuwen, want het is melktijd, ja?!:

De mooie vooraan:

Bij Eenrum:

Klein Garnwerd:

De avond valt bij de Dorkwerderbrug:


Herbestemd Lutje Potje

Langs de weg in Westernieland:

Een herbestemd lutjepotje. Een Gronings babyhuisje, gevuld met zakken aardappels van het ras Doré, met een uitstalling van kalebassen en pompoenen ernaast.


Van Baflo naar Leens op Open Monumentendag

Beslag op kerkdeur in Baflo:

Tamelijk licht daar in de kerk:

Het wapen van Bouwe Coenders op een grafkistplaat, met dansende bokken:

Het effect van gekleurd glas op een witte raamomlijsting:

Bovenkant armblok of -paal:

Landschap even buiten Raskwerd – hier en daar rook het gewoon naar uien:

Middeleeuwse plafondschildering van duellerende ruiters, waarschijnlijk kampvechters in een strijd van goed en kwaad, in Den Andel:

Het wapen op het graf van de predikant Henricus Hulzebusch. Hij kwam uit Winschoten,  maar de Hulzebusch (of Hulzebos) was in de zeventiende eeuw een grote herberg in de stad Groningen op de hoek van het Kattendiep en het Schuitendiep. Daar zou de familie oorspronkelijk wel eens vandaan kunnen komen. Klopt dit vermoeden, dan had de herberg in Stad wellicht eenzelfde wapen op het uithangbord staan:

Tussen Den Andel en Saaxumhuizen:

Weer een peerdje erbij in mijn verzameling:

Gezicht op Saaxumhuizen:

In de kerk daar een boekenmarkt:

Vaas toont apostelen:

Hiddingezijl, daar was ik nog nooit geweest, had er zelfs niet eens van gehoord:

Vervallen schuur in Westernieland:

Het sobere kerkje daar:

Bloemen op de kansel:

Even buiten Westernieland – strobult in strijklicht:

In Pieterburen liep mijn ketting eraf. Geen fietsenmaker ter plaatse bekend. Daarom doorgelopen naar Kloosterburen en onderweg in Broek bij een zorgboerderij (Keroazie), waar ik een ijsje kocht, opnieuw gevraagd of men er een fietsenmaker wist. De dichtstbijzijnde zat in Winsum. Maar ze bleken er zelf fietsen op te knappen en wilden die ketting er wel voor me opleggen. Betaling bliefden ze niet. Geweldig, want anders had ik mijn broer moeten vragen om me op te halen.

Bij Keroazie hadden er onder meer alpaca’s:

Nog even in de katholieke kerk van Kloosterburen geweest:

Gezicht op Leens:

Herenbank, met ook hier dansende bokken:

Engel met cello op het orgelfront:

Voorheen schand- en geselpaal fungeert nog steeds als grenspaal tussen Leens en Ulrum.


Eindelijk herfst

Wat er blijft staan na het strippen van de perron-overkapping bij het Groninger Hoofdstation:

Blik richting Emmaviaduct:

Was even voor een afspraak op de Zuiderbegraafplaats aan de Hereweg. Kreeg en passant een Pallas Athene te zien op het graf van een rectorsweduwe. Grappig detail volgens mijn rondleider: op Athena’s schild staat de kop van Medusa:

Slachtoffers van een vergeten treinongeluk in 1940., Allen zaten in een bus die bij zeer dichte mist bij Ranum onder de trein kwam. Het betrof arbeiders in de werkverschaffing op de Slikken bij Westernieland:

Schip op een graf van de familie Star Lichtenvoort, oorspronkelijk houthandelaren en reders in Hoogezand:

Terug op de basis wezen zoeken naar een brief. Die tot mijn spijt niet gevonden. Wel kwam ik deze aanbeveling tegen die B. Cazemier namens het Plaatselijk Bestuur van Leek schreef voor een jonge schoolmeester, vlijtig invaller in Midwolde en sollicitant op de vacante post in Tolbert:

Verder een proclamatie voor de Bataven, ook met een soort van Pallas Athene:

Met de nieuwe regering zou alles beter worden. Ach ja.


Slachtoffers van de Maartens- en de Kerstvloed

Plaats

Maartensvloed   (1686)

Kerstvloed   (1717)

 

Oldehove

7

Niehove

13

Garnwerd

1

Ulrum

73

Vierhuizen en Zoutkamp

18

41

Hornhuizen

4

117

Leens

182

Nijenklooster

7

Kloosterburen

11

Wehe

25

Zuurdijk

55

Warfhuizen

63

Niekerk

1

73

Vliedorp

7

48

Wierhuizen

40

Pieterburen

70

172

Eenrum

3

126

Westernieland

60

79

Saaxumhuizen

10

30

Den Andel

4

43

Baflo

21

Raskwerd

27

Tinallinge

12

Breede

1

Warffum

22

63

Usquert

41

44

Uithuizen

72

67

Uithuizermeeden

313

208

Oosternieland

4

20

Oldenzijl

5

Zandeweer

10

Eppenhuizen

6

Rottum

5

Kantens

2

Toornwerd

9

Westerwijtwerd

4

Huizinge en Menkeweer

3

Bedum

4

Onderwierum

9

Ter Laan en ‘t Reidland

1

Wetsinge

3

Winsum en Bellingeweer

12

Ranum

8

Maarhuizen

4

Mensingeweer

31

Maarslag

11

‘t Zandt

9

47

Godlinze

53

18

Spijk

104

53

Bierum

61

67

Holwierde

37

20

Uitwierde

9

4

Delfzijl

1

Farmsum

17

4

Oterdum

97

2

Heveskes

11

Termunten

223

Borgsweer

17

Woldendorp

37

Wagenborgen

27

Siddeburen

4

4

Garmerwolde

1

Westeremden

1

2

Garsthuizen

5

Loppersum

5

Wirdum

10

Leermens

15

Oosterwijtwerd

13

Krewerd

1

13

Katmis en Oldenklooster

10

Marssum

2

Losdorp

6

Solwerd

6

8

Nieuwolda

13

Nieuw-Scheemda

4

Oostwold

10

Finsterwolde

8

Eexta

1

 

TOTAAL

1394

2091

De vijf meest getroffen plaatsen waren in 1686 Uithuizermeeden (313), Termunten (223). Spijk (104), Oterdum (97) en Uithuizen (72).

De vijf meest getroffen plaatsen waren in 1717 Uithuizermeeden (208), Leens (182), Pieterburen (172), Eenrum (126) en Hornhuizen (117).

Uithuizermeeden was de gevaarlijkste plek om te wonen. Toch vermoed ik dat Termunten in 1686 relatief nog zwaarder getroffen werd – er kunnen maar weinig bewoners die ramp hebben overleefd. Verder maakte de Maartensvloed vooral slachtoffers in volkrijke plaatsen langs de Eemskust, terwijl de Kerstvloed vooral dergelijke plaatsen langs de kust van De Marne trof.  Relatief weinig slachtoffers vielen er beide keren in het Oldambt.

Bronnen: RHC Groninger Archieven, Toegang 1 (archief Staten) inv.nr. 817 – Slachtofferlijst van de Maartensvloed; en Johannes Adrianus Mobachius, Groningerlands zeer Hooge en Schrikkelyke Watervloed, Ter  Overstrooming van een groote menigte van Menschen, enz. op Kers-tyd den 25 Decemb. 1717 (Groningen 1718), de lijst achterin.


Hoe Dijksterhuis verdween

2012-08-18 047

In de vestibule van de oude borg Dijksterhuis te Pieterburen stond een Latijnse spreuk, die vertaald hierop neerkwam:

„Moge dit huis blijven staan, totdat de mier de wateren der zee zal hebben opgedronken en de schildpad de gehele aarde zal zijn doorgewandeld.”

De mier heeft nog oceanen te gaan en de schildpad is ook nog lang niet aan het eind van zijn missie. Dijksterhuis daarentegen, is van de kaart geveegd. De wens kwam niet uit.

In het voorjaar van 1902 werd de borg al niet meer bewoond en was hij danig in verval. De vrijgezelle eigenaar, jonker Gerhard Alberda van Menkema en Dijksterhuis, die op de Menkemaborg in Uithuizen woonde, maakte onderdelen van zijn vervallen goed te gelde. Zo liet hij een groot deel van de bomen kappen.

In maart was de hele oostersingel al weg. Daarmee verdween een kenmerkend onderdeel van het landgoed, dat het Algemeen Handelsblad juist in die dagen aldus omschreef:

“Op een afstand gezien vertoont zich over de vlakke landen van Hunsingo het bosch te Pieterburen en daarin staat het slot of de burcht van den heer, die niet alleen dit bosch bezat, maar vele daaromheen liggende landerijen. De woning is hooger dan de omringende boomen, zoodat er een vrij uitzicht is op de omgeving en naar het noorden ziende, vertoonen zich de Wadden.”

020 uitsnede

Alberda deed de siervazen op de brug cadeau aan zijn familie op Nijenhuis in Heino. Van de inboedel op Dijksterhuis was op dat moment nog maar weinig meer over. Begin april verkocht Alberda de collatie (het benoemingsrecht van predikanten etc.) van de hervormde gemeente Westernieland aan die gemeente. Hij beurde er toch nog een duizend gulden voor.

Op 22 april overleed hij. Dat gaf nadien nog enige consternatie, want van twee archiefkasten bleken de sleutels zoek, “en niemand van het thans levende geslacht schijnt iets van den inhoud te weten”. De kranten speculeerden over “veel gedrukte en geschreven stukken, die nog door geen deskundige zijn nagezien”. De borgbewoners hadden eeuwenlang een grote rol gespeeld in de streekhistorie en daar moesten die ongeziene papieren over gaan.

Medio mei leek het probleem opgelost. Toen ging immers het restant van de inboedel per schip naar Uithuizen. Daar zou een grote veiling plaatsvinden, waar dan tevens spullen uit de Menkemaborg onder de hamer kwamen.

Na de zomer maakten de erven Alberda bekend, dat ze Dijksterhuis wilden laten slopen. In oktober flakkerde er nog een sprankje hoop op, er was althans sprake van dat “eenige vermogende heeren” gezamenlijk de borg wilden kopen, om deze te redden. Maar dit ging niet door en vanaf midden november stonden er aankondigingen in de krant dat Dijksterhuis, of Het Huis ten Dijke, zoals het ook wel heette, “op afbraak” werd verkocht.

Intussen liet het Rijk foto’s van zowel het exterieur als het interieur van de borg nemen. Ook mat een heer Schepers uit Den Haag de hele zaak precies op, en legde zijn metingen neer in bouwkundige tekeningen. Mogelijk bevindt deze documentatie zich in een of ander archief, de foto’s lijken (deels) in de Beeldbank Groningen aanwezig.

Het Algemeen Handelsblad trakteerde zijn lezers nog op een liefdevolle en uitvoerige beschrijving van de borg:

“Dat oude Dijksterhuis kan op schoonheid niet bogen, maar de forsche lijnen, de na eeuwen nog loodrecht uit het water oprijzende muren, ze dwingen tot eerbied.
In zijn stoeren en strengen eenvoud trotsch, ten volle het karakter dragend van de plaats waar het staat aan het strand van de Noordzee, van zijn grijze tinne een blik op die zee gevend, maakt het op den bezoeker een machtigen indruk, verplaatst het hem in vroeger eeuwen. Hij denkt zich de vroegere Heeren, hun bezittingen van die tinne overziende.
Immers de overlevering zegt dat de Noordzee vroeger den voet van dit slot bespoelde, en dat het huis als ’t ware in een bak van zwaar hout – die bij laag water nog moet te zien zijn – uit of op het wad werd opgetrokken…”

Ook herinnerde de krant aan het verblijf van de watergeus Sonoy op de borg, en haalde ze het bekende verhaal van de moor aan, die het dienstmeisje vermoordde, wat een onuitwisbare bloedvlek op de vloer gaf (ondanks het weghalen van de vlek of zelfs de hele plank, kwam deze telkens weer tevoorschijn).

Het stuk besloot met een lyrisch vaarwel:

“Een warme groet — een laatste groet helaas zij U gebracht van deze kille stranden, U, stoere, sombere, stille en toch zoo sprekende reus.”

Dijksterhuis, posthuum

Op de zes kijkdagen voor de veiling was de entree een kwartje, welk bedrag ten goede kwam aan de plaatselijke diaconie. Ruim 400 mensen hadden dit ervoor over, zodat de hervormde armen er 100 gulden mee opschoten.

De veiling vond plaats op 17 december in een plaatselijk café. De koper van de borg op afbraak bleek ene Van Seumeren uit Tilburg, die 2575 gulden bood. Met de boerderij en het daaronder beklemde land en diverse losse percelen bracht het hele landgoed in totaal bijna 135.000 gulden op.

De verkopers lieten nog wel een bijzondere bepaling in de contracten opnemen:

“Van eventueel te vinden schatten, die wel zouden kunnen voorkomen, daar het slot bijna 1000 jaar heeft gestaan, behouden de verkoopers zich 90 pct voor, terwijl de vinder 10 pct krijgt “

In februari 1903 begon het rooien van de overgebleven bomen:

“Het uitroeien van het bosch rondom het slot „Dijksterhuis” te Pieterburen (Gr.) is thans in vollen gang. Niet alleen zijn daarmede vele arbeiders uit de genoemde en de omliggende plaatsen bezig, maar ook is in het begin dezer week op het terrein van het slot een groote woonwagen met werkvolk uit Sappemeer aangekomen.
Alle boomen moeten vóór 1 Mei a.s. verwijderd zijn. Het hout, dat alsdan nog aanwezig is, wordt krachtens de voorwaarden van verkoop het eigendom van den kooper der boerderij.
Menige photograaf verbeidt niet ongeduld de verwijdering van de boomen in de nabijheid van den merkwaardigen achtergevel van. het slot. Vruchteloos is reeds meermalen getracht dien gevel in beeld te brengen; de zware, wijdvertakte boomen werkten dit tegen.”

Buiten de veiling was het collatierecht van Pieterburen gebleven. De lokale hervormde gemeente kocht dit in maart voor 2000 gulden van de erven Alberda, die als voorwaarde stelden dat de herenbank en de rouwborden van de familie op hun plek in de kerk zouden moeten blijven, “welke voorwaarde door de koopers zeer gaarne is aangenomen”.

Het puin van Dijksterhuis ging via het haventje van Wierhuizen naar de dijk van de Lauwerspolder. Maar er was ook veel nog bruikbare afbraak – o.a. drie antieke marmeren schoorsteenmantels, 150.000 harde metselstenen in vijf soorten, 500 blauwe marmeren vloertegels en 7000 dakpannen, naast balken en kleiner hout – die sloper Van Seumeren via de krant te koop aanbood.

Pas in april 1903, toen de kaalslag al zover gevorderd was dat men de consequenties duidelijk overzag, manifesteerde zich enige onvrede :

“Met leede oogen zien velen en niet het minst de inwoners van het dorp Pieterburen, de verwoesting aan van het aloude slot Dijksterhuis aldaar en van zijn prachtige omgeving. Op het ruime slotplein, aan welks ingang zich nog statig de hooge poort verheft, liggen thans opgestapeld honderdduizend steenen, grootendeels kloostersteenen van groote afmetingen, alsmede allerlei gedeelten van het inwendige van (het) gebouw (…). Reeds zijn de sloopers tot het hooge voorgebouw tot de benedenste verdieping gevorderd. Van den achtzijdigen toren, die een vrij uitzicht over de Wadden gaf, staat nog slechts een stuk van eenige meters hoog.”

Medio juni meldde het Nieuwsblad van het Noorden dat de sloop op een haar na voltooid was;

“…de laatste steenen nog uit de fundamenten gebroken en het bestaan behoort tot de geschiedenis. Het staan van het gebouw in een looden of koperen bak, zooals door velen werd vermoed, is onwaar gebleken.”

De enige bijzonderheid kwam aan het licht bij het vellen van een oude linde naast het voorplein. Onder de wortels en een halve meter puin vond men een mannenskelet met fragmenten van een gebroken zwaard. Sporen van de terechtstelling en ontering van een verslagen vijand? Helaas zijn deze archeologica niet bewaard, zo leerde navraag bij het Groninger Museum. Er kan dus geen onderzoek naar de ouderdom worden gedaan.

Dijkterhuis wikipedia


Rondje Hunsingo

Koningslaagte, achter Noorderhogebrug:

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Bij Onderwierum, koe op dampaal:

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Menkeweer, kerkhofje:

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Westernieland:

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Eenrum:

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Lutje Saaxum, een bebouwde wierde:

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Ranum:

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Winsum, negentiende-eeuwse inscripties in zandstenen hoeksteen van toren hervormde kerk:

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Route


Fabriek met dageraad

Geplaatst op 25 maart 2009

Dit vaandel van de Nederlandse Vereeniging van Fabrieksarbeiders, afdeling Hoogkerk, is een van de recente aanwinsten van het Groninger Museum, waarover conservator Egge Knol schrijft in het net verschenen nummer van het cultuurhistorisch tijdschrift Stad & Lande. Zoals bekend verzamelt het museum  Groninger vaandels (pdf). Maar merkwaardigerwijs had het nog geen enkele van een vakbond in huis. Die omissie is nu rechtgezet.  Met dergelijke vaandels voorop, hielden vakbonden optochten en demonstraties. Ook hing het vaandel achter het spreekgestoelte bij een vakbondsmeeting.

Ook in dit cultuurhistorische periodiek interviews met de weduwe van de radiodominee Alje Klamer – over hun tijd in Westernieland, vlak na de oorlog – en de volkskundige Jurjen van der Kooi;

“De Groninger taal is een mooie taal om in te vertellen. Het is helemaal niet waar, dat de Groninger taal korter is. Het hangt natuurlijk van de verteller af en Groningers kunnen iets kort door de bocht zeggen – vooral de humor is vaak kort – maar als ze verhalen vertellen is dat niet zo. Ik heb wel onderzoek gedaan door de woorden van verhalen te tellen, en dan zijn de Groninger verhalen gemiddeld langer dan die uit landen als Duitsland en Zweden.”

Verder dan nog onder meer een reisverslag uit 1789 en de ontdekking van een onbekend borgje te Noordwolde in deze Stad & Lande. Een los nummer kost € 5,50 in de winkel, maar abonneren is natuurlijk veel mooier, beter en nuttiger Dat kost u slechts € 27,50 voor een heel jaar en daarvoor moet u zich melden bij de vereniging Stad & Lande.


De Boog

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Beetje vreemd is het wel, om virtueel rond te wandelen in de beeldentuin van een ouwe klasgenoot.

Ik vroeg me af in welk boek ik Henk ook alweer was tegengekomen, Randland van Annemarie Kok, of Stemmen van Groninger dijken van Aafke Steenhuis (beide uit 2001). Gelukkig is de man, die ezelsoren maakt – het bleek ’t boek van Steenhuis.

Lang voordat De Boog bestond, kwam Henk er inwonen bij zijn vriendin, die met haar kinderen lid was van een woongemeenschap. Zelf bleef hij de sceptische Drent:

“De meesten kwamen uit het westen. Liepen in hun blote kont, gebruikten drugs, zwommen naakt in een haventje, hadden de bek vooraan. Ik ben opgegroeid met een ingekankerd wantrouwen tegen westerlingen, ik schaamde me, wilde er niet bij horen.

Hij kocht een vervallend bakkershuis met een spook aan de overkant, verbouwde dat en werd beeldhouwer. Maakte onder meer van hout dat hij op het wad aantrof ragebolbomen, torens met de poten in de klei en droomschepen.

Met de buren is de verhouding beter dan vroeger. Met het landschap ook:

“Ik hou van het rauwe van dit land. En zelfs van de wind.